nieren & urinewegen

Nieren & urinewegen
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomie & fysiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nieren & urinewegen

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 
Nieren en urinewegen

  • De onderdelen van de nieren en de urineweg  benoemen en hun functie uitleggen
  • Je kunt afwijkingen van de nieren en urinewegen benoemen en herkennen.



Slide 2 - Tekstslide

Inleiding
Soms is urine donker gekleurd, soms net water.
  • Urine wordt in de nieren gevormd. 
  • Maar wat is urine precies en waar komt het vandaan?
  •  Waar liggen de nieren en waarom zijn ze zo belangrijk? 
  • Wat is de samenstelling van urine en wat kun je daaraan zien?

Slide 3 - Tekstslide

Het urinevormend apparaat
tractus urogenitalis

Slide 4 - Tekstslide

De 4 onderdelen van het urinevormend apparaat

Slide 5 - Woordweb

Urinevormend apparaat
  • 2 nieren ( renes, nefros)
  • 2 urineleiders (ureters)
  • een blaas (cystis)
  • een urinebuis (urethra) 

Slide 6 - Tekstslide

Functies van het urinevormend apparaat
In het bloed bevinden zich niet alleen voedingsstoffen maar ook afvalstoffen. Een deel van deze afvalstoffen verlaat het lichaam via de lever (hepar) maar ook de nieren (renes) spelen een rol.
Naast het afvoeren van afval stoffen regelt het bloed ook de vochtbalans, aanmaak van rode bloedcellen, de zoutbalans en de bloeddruk

Slide 7 - Tekstslide

blaas

Slide 8 - Tekstslide

De blaas
De verzamelplaats en opslag van urine.

De urine komt via de urineleiders met golfjes tegelijk uit de nier in de blaas.
Het slijmvlies aan de binnenzijde van de blaas is dik. Onder het slijmvlies ligt een dikke bindweefsellaag, zodat de blaaswand gemakkelijk kan uitrekken. Op de overgang van de blaas naar de urinebuis ligt de afsluitspier.

Slide 9 - Tekstslide

De urinebuis

Slide 10 - Tekstslide

De urinebuis
vervoert de urine van de nieren naar de blaas.

De urinebuis is een gespierde afvoergang die de urine van de blaas wegvoert. Kort na de overgang van de blaas in de urinebuis komen de urineweg en het geslachtsapparaat samen.

Slide 11 - Tekstslide

Urineren
Als de blaas vol is, worden de zintuigcellen in de blaaswand geprikkeld. De zintuigcellen geven een signaal af naar de hersenen. Wanneer een dier wil urineren  sturen de hersenen een sein naar de gladde spieren van de blaas, deze trekken dan samen. De afsluitspier van de blaas verslapt  waardoor de blaas leegloopt. De blaasspieren verslappen en de afsluitspier trekt weer samen. Het plassen stopt.

Slide 12 - Tekstslide

Nieren

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Belangrijkste functies van de nieren
* Het verwijderen van giftige afvalstoffen 
Deze worden uit het bloed gehaald en verlaten het lichaam via de urine

* Het constant houden van de vochtbalans
Het lichaam regelt dit o.a door meer of minder vocht uit het bloed terug te halen,

* Het produceren van hormonen
Deze hormonen regelen de aanmaak van rode bloedcellen, de zoutbalans en de bloeddruk.

Slide 15 - Tekstslide

Nieren
Nieren zijn boonvormige, donkerbruine organen, die boven in de buik tegen de rug liggen. Onder het middenrif. Ieder dier heeft 2 nieren.


De nier bestaat uit 3 onderdelen:
- Nierschors (cortex)
- Niermerg (medulla)
- Nierbekken (pyelum)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

De vorming van urine
Bloed stroomt via de nierslagaders naar de nieren. Daar vertakken de nierslagaders zich tot haarvaten. In de nierschors liggen miljoenen kleine filters (glomeruli), waar continu bloed doorheen wordt gedrukt. Vanuit het bloed komt het vocht met alle opgeloste stoffen zo het filtersysteem in (Glomerulaire filtratie)

De opgeloste stoffen zijn niet alleen afvalstoffen, maar bevatten ook nuttige stoffen zoals glucose, vitamines en zouten. (Eiwitten en bloedcellen zijn te groot, deze blijven dus in het bloed.

Wat overblijft na de glomerulaire filtratie  is de echte urine, deze wordt via de nierkelkjes, het nierbekken  via de urinebuis naar de blaas afgevoerd.

Slide 18 - Tekstslide

Het nefron

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Het nefron
Het nefron is het complete filtersysteem in de nier, bestaande uit de filtertjes in de nierschors en de buisjes die door het merg lopen. Een nier bevat miljoenen nefronen

Kapsel van Bowman: filtratie van bloed in de arterien, van daaruit naar de voorurine. In de prox tub en lis van Henle resorptie van AZ, glucose, zouten en water.
In distale tubulus nog verdere waterresorptie


Slide 21 - Tekstslide

Nefron
1. glomerulus
2. Kapsel van Bowman
3. Proximale tubulus
4. Lus van Henle
5. Distale tubulus
6. Verzamelbuis

Slide 22 - Tekstslide

Hoe wordt urine gemaakt?
  1. Bloed stroomt via de nierslagaders naar de nieren, daar vertakken ze tot haarvaten.
  2. In de nierschors liggen miljoenen kleine filtertjes, de glomerulus, hier wordt continu                                                                             bloed vanuit de haarvaten door gedrukt
  3. Via het kapsel van Bowman gaat vanuit het bloed vocht met alle opgeloste stoffen het                                                            filtersysteem in.
  4. Het vocht bevat niet alleen afval stoffen maar op nuttige stoffen (glucose, vitamines                                                                                  en zouten)
  5. Het gefilterde vocht wat in de glomerulus ontstaat noemen we voorurine
  6. De voorurine loopt door lange buisjes door het niermerg, hier wordt het meeste vocht                                en de nuttige stoffen weer uitgefilterd en aan het bloed teruggegeven.
  7. Alles wat overblijft is de “echte” urine deze komt vanuit kleine kelkjes in het niermerg                                                            in grotere nierkelken, in het nierbekken.
  8. Het nierbekken verzameld de urine voordat het via de urinebuis naar de blaas wordt                                                            getransporteerd

Slide 23 - Tekstslide

Lus van Henle
In de nierschors liggen de Kapsels van Bowman waarin de productie van de voorurine plaatsvindt. 

De Lus van Henle zit hoofdzakelijk in de niermerg. In de niermerg vindt terugresorptie van stoffen richting het bloed plaats. Hier wordt door gebruik te maken van het tegenstroomprincipe nog meer opgeloste stoffen teruggewonnen, maar vooral ook veel water geresorbeerd. 

Aan het eind van de lus van Henle is nog maar zo'n 6% van het water en 4% van de zouten in de voorurine over.

Slide 24 - Tekstslide

Glomerulaire filtratie
=
productie van voorurine
Afhankelijk van:
 

-Bloeddruk
-De druk in  het Kapsel van Bowman .
-Afstand tussen bloedvat en het Kapsel van Bowman
-Aantal glomeruli

Slide 25 - Tekstslide

6 functies van de nieren
  1. Verwijderen van gifstoffen
  2. Terugwinnen van nuttige stoffen uit de voorurine
  3. Handhaven van de zuur-base balans
  4. Handhaven van de zout-water balans
  5. Productie van vitamine D
  6. Aanmaken van hormonen

Slide 26 - Tekstslide

Terugwinnen van (nuttige) stoffen
Het terugwinnen van de stoffen vindt plaats in de proximale tubulus en de lus van Henle


Door:
  • Hoge osmotische waarde bindweefsel
  • Lage bloeddruk in slagaders
  • Actief transport

De totale productie van voorurine is enorm. Het is belangrijk vocht en nuttige stoffen op te nemen. Een hond van 50 kg produceert per dag 700 liter voorurine. Uiteindelijk plast hij maar 1,2 liter per dag.


Slide 27 - Tekstslide

Handhaven van de zuur-base balans
De zuurtegraad van tussencelstof tussen de cellen moet constant blijven om het lichaam/weefsels te laten functioneren.Bij braken en/of diarree raakt dit uit balans het lichaam moet dit snel normaliseren anders overlijdt het dier.

Via de ademhaling:
  -Lage pH: meer CO² vasthouden
  -Hoge pH: minder CO² vasthouden

Via de nieren:
  - Lage pH: Meer bicarbonaat terug resorberen
  -Hoge pH: Minder bicarbonaat terug resorberen

Slide 28 - Tekstslide

Handhaven van de
 zout-water balans
In de wanden van de kleine slagadertjes die door de nier lopen wordt door cellen de bloeddruk gemeten.
Als de druk te laag wordt geven zij het hormoon Renine af. Renine zorgt dat slagaders en aders nauwer worden, waardoor de bloeddruk stijgt. Ook zorgt renine ervoor dat de bijnier het hormoon aldosteron afgeeft zodat het dier meer gaat drinken.
Zo wordt op 2 manieren aan de zout-water balans gewerkt

Slide 29 - Tekstslide

De aanmaak van hormonen

- Erythropoëtine (EPO): 
zet beenmerg aan tot productie rode bloedcellen.


Niet alleen de bijnieren maken hormonen (adrenaline, noradrenaline en cortisol).
De hormonen die de nieren maken zijn renine, calcitriol en erytropoëtine, ook wel EPO genoemd

Renine -> bloeddruk

Calcitriol -> calcium opname

EPO -> EPO stimuleert het rode beenmerg tot aanmaak van rode bloedcellen -> meer zuurstof transport -> meer prestatie

Slide 30 - Tekstslide

De productie van vitamine D



-Zorgt voor een verhoging van de opname van Calcium en Fosfaat uit de darm.

 -Heeft invloed op de calciumstofwisseling in het bot.







De nier maakt vitamine D uit grondstoffen die door de lever worden aangevoerd.

Slide 31 - Tekstslide

Het RAAS systeem


renine-angiotensine-aldosteron systeem

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Tekstslide

Raas systeem
In de nieren liggen gespecialiseerde cellen die het bloedvolume en de bloeddruk registreren.
 

Wanneer deze cellen een verlaagd bloedvolume verlaagde bloeddruk registreren, maken deze cellen renine aan. 

Renine stimuleert de omzetting van angiotensinogeen in angiotensine I

Vervolgens wordt angiotensine I door Angiotensin Converting Enzyme (ACE) omgezet tot angiotensine II. Dit wordt het renine-angiotensine systeem (afgekort RAS) genoemd. 



Slide 35 - Tekstslide

Angiotensine II heeft de volgende 3 effecten:
  • stimuleert direct het dorstgevoel en verhoogt de bloeddruk
  • stimuleert de aanmaak van aldosteron door bijnieren. Aldosteron stimuleert de terugresorptie van natrium door onder andere de nieren en zweetklieren. Natrium trekt vocht aan en verhoogt de bloeddruk.
  • Angiotensine II stimuleert de aanmaak van ADH (antidiuretisch hormoon) door de neurohypofyse. ADH stimuleert de terugresorptie van vocht door de nieren

Medicatie bij hartfalen om de bloeddruk te verlagen doen dit onder andere door dit systeem te remmen: ACE-remmers.



Slide 36 - Tekstslide

De urinewegen van de hond

Slide 37 - Tekstslide

Het verschil tussen teef en reu

Slide 38 - Tekstslide

De teef

Slide 39 - Tekstslide

De reu

Slide 40 - Tekstslide

Afwijkingen

Slide 41 - Tekstslide

Polyurie/Polydipsie (PUPD)
PU/PD betekent veel drinken/ veel plassen, dit is een veelvoorkomend symptoom  bij problemen met de nieren. De nieren halen actief vocht en zouten teug uit de voorurine. Als de nieren dit niet voldoende kunnen, verliest een dier te veel vocht en moet het dus ook meer drinken om dit vochtverlies weer aan te vullen. Lukt het niet om het vochtverlies aan te vullen dan droogt een dier snel uit. Uitdroging kan tot levensgevaarlijke situaties leiden.

Slide 42 - Tekstslide

Incontinentie
Incontinentie kan  een gezondheidsprobleem maar ook een gedragsprobleem zijn.

Urine-incontinentie kan veroorzaakt worden door een teveel aan productie van urine, dus veel moeten plassen -> nierproblemen.
Ook kan een dier last hebben van verhoogde aandrang dit kan veroorzaakt worden door een blaasontsteking.
Urineverlies kan ook optreden tijdens de slaap of bij het opstaan door een verminderde controle over de sluitspier en de blaasspieren.

Slide 43 - Tekstslide

Bloedplassen
Hematurie
Soms is bloed duidelijk te herkennen in de urine, maar meestal is het slechts een kleine hoeveelheid die alleen met een test opgemerkt wordt. 

Bloed kan via 3 plaatsen bij de urine komen; blaas, nieren en de geslachtsorganen

Slide 44 - Tekstslide

blaasontsteking
cystitis
Bloed dat uit de blaas komt heeft meestal te maken met een blaasontsteking. Bij de kat is dit een veel voorkomend probleem.

Slide 45 - Tekstslide

Pijnlijke, bemoeilijkte urinelozing
strangurie

Slide 46 - Tekstslide

Extra uitleg en verdieping

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video

Slide 49 - Video