Maandag 30 oktober 2023

Maandag 30 oktober 2023
Woordenschat les 
Thema Eten
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
ANT2+Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maandag 30 oktober 2023
Woordenschat les 
Thema Eten

Slide 1 - Tekstslide

woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

het fruit
  • zachte vruchten van bomen en struiken die je kunt eten, zoals appels en peren. 
  • zin: Op de fruitschaal liggen een paar stukken fruit. 
  • zin: Fruit eten is gezond. 
20

Slide 3 - Tekstslide

hard
  • heel erg stevig
  • heel erg vast
  • hard < --- > zacht
  • zin: De schil van de kokosnoot is hard.
  • zin: De vloer is hard.
26

Slide 4 - Tekstslide

het geld
  • de munten en papieren waarmee je kunt betalen
  • zin: Ze verdient veel geld met haar nieuwe baan.  
  • zin: Het meisje krijgt geld van haar ouders
21

Slide 5 - Tekstslide

in
  • voorzetsel
  • in < > uit
  • zin: De noten zitten in de yoghurt.
  • zin: De leerlingen zitten in de klas. 
27

Slide 6 - Tekstslide

de jam
  • is gemaakt van fruit
  • zoet
  • zit in een glazen pot
  • smeren met een mes
  • zin: Ik doe jam op mijn brood.
  • zin: De jam plakt.
28

Slide 7 - Tekstslide

kiezen
  • uit verschillende mensen mogelijkheden kiezen wie of wat het beste is. 
  • werkwoord  kies/kiest/kiezen
  • zin: Ik kan geen beroep kiezen. 
  • zin: Je mag er drie kiezen. 
29

Slide 8 - Tekstslide

kopen
  • iets krijgen door er geld voor te geven 
  • werkwoord  koop/koopt/kopen
  • zin: Ik koop nieuwe schoenen. 
  • zin: Ze koopt elke maand een boek. 
30

Slide 9 - Tekstslide

lang
  • lengte (mm , cm , m )
  • lang < --- > kort
  • tijd (snel < --- > langzaam)
  • zin: De man is lang, wel 2 meter!
  • zin: Ik wacht al heel erg lang
31

Slide 10 - Tekstslide

Pak je laptop

Slide 11 - Tekstslide



De buitenkant van de kokosnoot is ...............
Maar ............. de kokosnoot zit kokosmelk.
Dat is heerlijk om te .......................................
26+27+14
A
zacht - uit - eten
B
harig - binnenin - drinken
C
hard - in - drinken
D
hard - onder - drinken

Slide 12 - Quizvraag

Wat is dit?
28

Slide 13 - Open vraag

Maak een zin met het werkwoord

kiezen
29

Slide 14 - Open vraag

30
Wat koop je in de supermarkt?

Slide 15 - Woordweb

Het woord 'lang' heeft te maken met:
31
A
1. gewicht 2 . kilo
B
1. tijd 2. lengte
C
1. uur 2. kg
D
1. inhoud 2. m - cm

Slide 16 - Quizvraag