In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Thema 4: eten & drinken
Slide 1 - Tekstslide
hard
heel erg stevig
heel erg vast
hard < --- > zacht
zin: De schil van de kokosnoot is hard.
zin: De vloer is hard.
26
Slide 2 - Tekstslide
in
voorzetsel
in < > uit
zin: De noten zitten in de yoghurt.
zin: De leerlingen zitten in de klas.
27
Slide 3 - Tekstslide
de jam
is gemaakt van fruit
zoet
zit in een glazen pot
smeren met een mes
zin: Ik doe jam op mijn brood.
zin:De jam plakt.
28
Slide 4 - Tekstslide
kiezen
uit verschillende mensen mogelijkheden kiezen wie of wat het beste is.
werkwoord kies/kiest/kiezen
zin: Ik kan geen beroep kiezen.
zin: Je mag er drie kiezen.
29
Slide 5 - Tekstslide
kopen
iets krijgen door er geld voor te geven
werkwoord koop/koopt/kopen
zin: Ik koop nieuwe schoenen.
zin: Ze koopt elke maand een boek.
30
Slide 6 - Tekstslide
lang
lengte (mm , cm , m )
lang < --- > kort
tijd (snel < --- > langzaam)
zin: De man is lang, wel 2 meter!
zin:Ik wacht al heel erg lang.
31
Slide 7 - Tekstslide
lekker
is goed
smaakt goed
is mooi
zin: Ik vind pasta lekker.
zin: Het is lekker weer.
zin: Welterusten! Lekker slapen.
32
Slide 8 - Tekstslide
timer
1:00
25
de groente
het fruit
Slide 9 - Sleepvraag
De buitenkant van de kokosnoot is ............... Maar ............. de kokosnoot zit kokosmelk. Dat is heerlijk om te .......................................
26+27+14
A
zacht - uit - eten
B
harig - binnenin - drinken
C
hard - in - drinken
D
hard - onder - drinken
Slide 10 - Quizvraag
Wat is dit?
28
Slide 11 - Open vraag
Maak een zin met het werkwoord
kiezen
29
Slide 12 - Open vraag
30
Wat koop je in de supermarkt?
Slide 13 - Woordweb
Het woord 'lang' heeft te maken met:
31
A
1. gewicht
2 . kilo
B
1. tijd
2. lengte
C
1. uur
2. kg
D
1. inhoud
2. m - cm
Slide 14 - Quizvraag
De man die ............. is doet er niet ......... over om naar zijn huis te gaan, hij is snel thuis.
31
Slide 15 - Open vraag
Welk woord past het beste past bij het filmpje? kies uit: kort - lang - lekker - vies
(Kies 1 woord)
32
Slide 16 - Open vraag
de groente
Sla, tomaat, broccoli, prei zijn soorten groenten.