H4 Het weer &1 luchtdruk

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

H4.1 luchtdruk

Wat gaan we doen vandaag?

• Herhaling H4.1
  
• Uitleg paragraaf H4.1
  
• Zelfstandig werken
  
• Afsluiting/Vragen H4.1

Leerdoelen

1. Je kunt werking van een metaalbarometer uitleggen.
   
2. Je kunt de kenmerken van lagedrukgebieden en hogedrukgebieden benoemen.
   
3. Je kunt het verband beschrijven tussen de luchtdruk en de hoogte vanaf de aarde.
   
4. Je kunt het verschil beschrijven tussen absolute druk, overdruk en onderdruk.
   
5. Je kunt het berekeningen maken met absolute druk, overdruk en onderdruk.

Atmosferisch druk

• Wordt ook luchtdruk genoemd

• Alle lucht die boven je is.

Luchtdruk

• in dampkring zit lucht, deze wordt ook door de aarde aangetrokken.
  
• daardoor wordt op iedere vierkante centimeter een druk uitgeoefend van 10 N
• druk van de lucht is dus 10 N/cm2
  

Luchtdruk

• druk op oppervlakte van 1 m2 is 100.000 N
• 1 Pa = 1 N/m2
• Pa staat voor Pascal, eenheid van luchtdruk
• 100 Pa = 1 hPa
• hectoPascal (hPa) is de eenheid die gebruikt wordt door meteorologen
  

druk / hoogte

moleculen / hoogte

Luchtdruk

990 hPa = 80% kans op regen
1000 hPa = 70% kans op regen
1010 hPa = 40% kans op regen
1020hPa = 20% kans op regen
1030 hPa = 10% kans op regen
Hoge luchtdruk = goed weer
lage luchtdruk = slecht weer

Barometer

• Laat de plaatselijke luchtdruk zien
  
• Gemiddelde druk op zeeniveau 1013 hPa
  
• kan gemeten worden tussen tussen de 970 en 1050 hPa

Werking barometer

• in metalen doosje (wit op plaatje) is een erg lage luchtdruk
  

• doosje wordt door luchtdruk ingedrukt
  
• hoe verder ingedrukt, hoe hoger de luchtdruk in de buitenlucht

Hoe hoger, hoe minder luchtdruk

Zijaanzicht luchtdruk

Manometer

Meet overdruk en onderdruk

Overdruk lucht in een band

Onderdruk lucht in vacuüm 

Absolute druk = buiten + overdruk

Absolute druk = buiten - onderdruk

Aan de slag!

Wat: lees je Nova boek blz. 66 t/m 68 en maak opgaven 1 t/m 8 van H 1.5 op blz. 104 t/m 105.

Hoe: helemaal stil!

Hulp: docent

Tijd: 20 minuten lang

Huiswerk: opdrachten 9 t/m 10 van paragraaf H 4.1 op blz. 105 en 106.

Klaar?: ga bezig met H4.2 Temperatuur.

Hoe kan het dat hoger in de atmosfeer een lagere luchtdruk is?

1. er drukt meer lucht op 1 cm2
2. er drukt minder lucht op 1 cm2

Punten met een gelijke luchtdruk
heten:

1. Isobaren
2. Isothermen
3. Isotopen
4. Isostaren

Bij een hoge druk gebied hebben we

1. Nat en koud weer
2. Stabiel en nat weer
3. Nat en warm weer
4. Stabiel en droog weer

Wind waait van

1. Hoge druk naar lage druk
2. Lage druk naar hoge druk
3. Koud en nat weer
4. Warm en droog

lesdoelen gehaald?

je weet nu

• wat atmosferische druk inhoudt
• hoe een barometer werkt
• wat isobaren zijn