Trabi Tour havo 4 Kapitel 3 Grammatik 1 (26.1.2022)

Vertaal: (Wegens zijn) Krankheit (v) bleibt er zu Hause.
A
Wegen seine
B
Wegen seiner
C
Trotz seine
D
Trotz seiner
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vertaal: (Wegens zijn) Krankheit (v) bleibt er zu Hause.
A
Wegen seine
B
Wegen seiner
C
Trotz seine
D
Trotz seiner

Slide 1 - Quizvraag

Vertaal: Er wohnt (buiten de) Stadt (v).
A
innerhalb die
B
innerhalb der
C
außerhalb die
D
außerhalb der

Slide 2 - Quizvraag

Vertaal: (Tijdens mijn) Ferien (mv) denke ich nicht an die Schule.
A
Während meine
B
Während meiner
C
Infolge meine
D
Infolge meiner

Slide 3 - Quizvraag

Waarover gingen de nu behandelde vragen?
A
Werkwoorden 1e naamval
B
Voorzetsels 2 naamval
C
Voorzetsels 3e naamval
D
Voorzetsels 4e naamval

Slide 4 - Quizvraag

'bei' en 'zu' betekenen allebei 'bij'.
Wanneer gebruik je welk voorzetsel?

Slide 5 - Open vraag

Tik een voorbeeldzin met 'bei'

Slide 6 - Open vraag

Tik een vorbeeldzin met 'zu'

Slide 7 - Open vraag

Ich bleibe gerne (bij) meiner Oma.
A
bei
B
zu

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer vertaal je 'naar' met 'nach'?

Slide 9 - Open vraag

Wanneer vertaal je 'naar' met 'zu'?

Slide 10 - Open vraag

Wanneer vertaal je 'naar' met 'in'?

Slide 11 - Open vraag

Ich gehe (naar) Italien.
A
nach
B
zu
C
in

Slide 12 - Quizvraag

Ich gehe (naar) dem Zahnarzt.
A
nach
B
zu
C
in

Slide 13 - Quizvraag

Ich fahre (naar) die Schweiz.
A
nach
B
zu
C
in

Slide 14 - Quizvraag

Ich muss noch (naar) der Schule.
A
nach
B
zu
C
in

Slide 15 - Quizvraag

Welke samenvoeging is niet goed?
A
von dem = vom
B
von der = vor
C
zu dem = zum
D
zu der = zur

Slide 16 - Quizvraag

Welke samenvoeging is niet goed?
A
bei dem = beim
B
bei der = beir
C
in dem = im
D
in der = ir

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal: Er fährt (door de) Straße (v).
A
durch die
B
durch der
C
dürch die
D
dürch der

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal; Er fährt (tegen een) Baum (m)
A
gegen ein
B
gegen eine
C
gegen einem
D
gegen einen

Slide 19 - Quizvraag

Vertaal: Ich gehe lieber (zonder mijn) Eltern (mv).
A
entlang meine
B
entlang meiner
C
ohne meine
D
ohne meiner

Slide 20 - Quizvraag

Zoek op (bladzijde 149): Waneer vertaal je door met 'durch' en wanneer met 'von'?

Slide 21 - Open vraag

Vertaal: ich fahre (door) die Stadt.
A
durch
B
von

Slide 22 - Quizvraag

Ich fahre (door) den Tünnel (m).
A
durch
B
von

Slide 23 - Quizvraag

Der Schüler wird (door) der Lehrerin bestraft.
A
durch
B
von

Slide 24 - Quizvraag

Welk cijfer geef je deze les?
0100

Slide 25 - Poll

Welk cijfer geef je jezelf (eerlijk :-) voor je inzet en betrokkenheid deze les?
0100

Slide 26 - Poll