3.3 Lezen - Hoofdgedachte deel 2

Bij Nederlands!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bij Nederlands!

Slide 1 - Tekstslide

Te laat of 
absent gemeld?!
Mededeling!

Slide 2 - Tekstslide

Raadsel van de dag
Wie won vorige week het laatste 
seizoen van De slimste mens?

Slide 3 - Tekstslide

Wat je in deze les leert!
1. Herhaling: tekstopbouw en alineaopbouw
2. De hoofdgedachte van een tekst bepalen
3. Inzage toets Spelling

Slide 4 - Tekstslide

Waaruit bestaat een tekstopbouw
met een driedeling?
A
Een inleiding, afbeelding en een slot
B
Een kern, slot en de bronvermelding
C
Een inleiding, kern en slot
D
Titel, tussenkopjes en illustraties

Slide 5 - Quizvraag

Tekstopbouw

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een kernzin?

Slide 7 - Open vraag

De kernzin
Een kernzin is de zin met de belangrijkste informatie in de alinea.  

De rest van de alinea is uitleg of een voorbeeld bij de kernzin.

De kernzin staat meestal in de eerste zin en soms in de tweede of de laatste zin van een alinea.

Slide 8 - Tekstslide

opdracht 10
opdracht 11
Paragraaf 3.3 Lezen

Slide 9 - Tekstslide

Wat?
§ 3.3 Lezen opdrachten 10 en 11
Hoe?
Online Ta!ent + samenwerken in breakout rooms
Tijd?
10 minuten
Hulp?
Boek --> klasgenoot  --> Straver
Resultaat?
Tekst kunnen uitpluizen op: 
onderwerp, tekstopbouw, kernzin, hoofdgedachte
Klaar?
Huiswerk: 15 + herhaal signaalwoorden § 3.2

Slide 10 - Tekstslide

Wat wil die schrijver
met de tekst zeggen? 

Slide 11 - Tekstslide

De hoofdgedachte van een tekst 

Slide 12 - Tekstslide

Waar staat die hoofdgedachte dan in de tekst?
Titel en inleiding
Onderwerp van de tekst, samenvatting of vraag
Slot
Antwoord op de vraag of samenvatting

Slide 13 - Tekstslide

Zo formuleer je de hoofdgedachte:
1. Zoek het onderwerp van de tekst.
2. Wat is het belangrijkste dat de schrijver over het onderwerp zegt?
3. Formuleer deze combinatie in één zin.

Slide 14 - Tekstslide

Hebben ook Duitse kinderen problemen met de naamval?
Het Duits is berucht om zijn lastige naamvallen. Ook voor de Duitsers zelf zijn die lastig.
...
Er is tot slot ook een beetje troost voor alle Duitslerenden die met naamvallen worstelen. Zelfs als je de verkeerde naamval gebruikt, is dat niet zo erg. De Duitsers begrijpen toch (bijna) altijd wat je bedoelt. En soms doen ze het ook zelf fout.
- Voorbeeld -

Slide 15 - Tekstslide

Wat?
§ 3.3 Lezen opdracht 12 + 15 én herhaal voor jezelf de tekstverbanden met signaalwoorden uit § 3.2 Lezen.
Hoe?
Online Ta!ent + leerwerkboek
Hulp?
Boek --> klasgenoot --> Straver
Resultaat?
Huiswerk
Klaar?
Huiswerk inhalen? Taak week 5!

Slide 16 - Tekstslide

Inzage toets 
Spelling 

Slide 17 - Tekstslide

Wie won vorige week het laatste
seizoen van 'De slimste mens'?

Slide 18 - Woordweb

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Wat 
weet
je 
nu?

Slide 21 - Tekstslide