T3 H1: Eiwitsynthese

Thema 3, Hoofdstuk 1:

 Eiwitsynthese




Mevr. C. De Bremaecker
1 / 88
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 88 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 3, Hoofdstuk 1:

 Eiwitsynthese




Mevr. C. De Bremaecker

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerstof 5de opfrissen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de bouwstenen van proteïnen?
A
eiwitten
B
glucose
C
aminozuren
D
nucleotiden

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie wordt bij DNA (!) met wie verbonden door een waterstofbrug?
A
A met G
B
A met T
C
A met C
D
A met U

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie wordt bij RNA(!) met wie verbonden door een waterstofbrug?
A
A met G
B
A met T
C
A met C
D
A met U

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar worden de eiwitten effectief gemaakt?
A
In de celkern
B
Buiten de cel
C
In het cytoplasma
D
In het chromosoom

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke opeenvolgende stappen geven de vorming en afscheiding van een eiwit in een eukaryote cel weer?
A
Golgi blaasjes> Ruw endoplasmatisch reticulum> Golgi apparaat >celmembraan
B
Ruw endoplasmatisch reticulum > Golgi apparaat > Golgi blaasjes > celmembraan
C
Golgi apparaat > Golgi blaasjes > ruw endoplasmatisch reticulum > celmembraan
D
Golgi apparaat > ruw endoplasmatisch reticulum > Golgi apparaat > celmembraan

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van het golgi-apparaat?
A
Het golgi-apparaat sorteert en verpakt eiwitten
B
Het golgi-apparaat produceert hormonen
C
Het golgi-apparaat transporteert zuurstof
D
Het golgi-apparaat produceert energie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel van onderstaande celorganellen zijn betrokken bij de productie en/of de excretie van proteïnes door dierlijke cellen? (2022)
centriolen / golgi-apparaat / ribosomen /
ruw endoplasmatisch reticulum
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA
RNA
Dubbele streng
Enkele streng
Desoxyribose
Ribose
Thymine
Uracil
Kern
Kern & cytoplasma

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moet DNA naar een stuk mRNA gekopiëerd worden?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.1 De stappen van eiwitsynthese
?

?

?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

TRANSCRIPTIE
TRANSLATIE

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de voornaamste verschillen tussen prokaryoten en eukaryoten?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verschillen afh. van 
celtype en moment
in alle lichaamscellen gelijk

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een gen?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


= sequentie van DNA-nucleotiden die codeert voor één of meerdere eiwitten
(of voor een type RNA)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over genexpressie is NIET waar?
A
Iedere celkern van je lichaam bevat precies dezelfde genen
B
Het tot uiting komen van een gen wordt genexpressie genoemd
C
Genen kunnen niet alleen 'aan' of 'uit' staan, maar ook 'harder' of 'zachter'
D
Welke genen 'aan' of 'uit' staan in een bepaald celtype is een willekeurig proces

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is genexpressie?
A
het tot uiting komen van een gen
B
het afgelezen worden van een gen
C
het maken van eiwitten op ribosomen
D
het maken van verschillende celtypen

Slide 31 - Quizvraag

Genexpressie is het tot uiting komen van genen. Hiervoor moet het gen afgelezen worden, en worden vertaald naar een eiwit. Genexpressie zorgt ervoor dat er verschillende celtypen (kunnen) bestaan. 
.... cel heeft ... DNA en ... genexpressie
A
Elke - hetzelfde - andere
B
Elke - ander - andere
C
Bijna elke - hetzelfde - andere
D
Bijna elke - ander -andere

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is bij een muis de genexpressie in een levercel gelijk aan de genexpressie in een longcel?
A
Ja
B
Nee
C
Kan je niet weten

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De compactheid van chromatine heeft effect op de genexpressie. Vindt in chromatine met compacte structuur veel of weinig genexpressie plaats? (leg uit)
A
Veel
B
Weinig

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Coderend DNA

- DNA sequentie voor het aanmaak van eiwitten
Niet-coderend DNA

-types RNA
- DNA dat niet via transcriptie wordt omgezet naar een eiwit maar eiwitsynthese of DNA-replicatie regelen 
(bv: promotor)

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

herhaling

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3 De genetische code
4 soorten nucleotiden want 4 basen (A,C,G,U) 


1 RNA-codon 
codeert 
voor 1 AZ

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3 De genetische code
mogelijkheid tot 20 verschillende AZ
61 AZcodons?


Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3 De genetische code
1 RNA-codon codeert voor 1 AZ
maar 
1 AZ kan als code 
verschillende 
RNA-codons hebben

GEDEGENERERDE CODE         

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3 De genetische code
GEDEGENERERDE CODE         

VOORDEEL?

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3 De genetische code
1 startcodon: AUG
3 stopcodons: UAA/UAG/UGA




 Opnieuw AUG RNA-codon      AZ methionine

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3 De genetische code
Opeenvolging van 3 basen is een triplet. 
Een triplet in het mRNA wordt codon genoemd.
3 basen, een codon codeert voor 1 aminozuur.
Al de 64 codons = genetische code.
AUG = start codon geeft weer waar de translatie kan starten, dit codon codeert ook voor het aminozuur methionine.
UGA, UAA, UAG = stop codons geven weer waar de translatie stopt, deze coderen niet voor een aminozuur.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3 De genetische code

Deze code is vrij universeel, in bijna alle organismen coderen dezelfde codons voor dezelfde aminozuren.

VOORDEEL?


Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3 De genetische code

Deze code is vrij universeel, in bijna alle organismen coderen dezelfde codons voor dezelfde aminozuren.

VOORDEEL: Laat toe genen van het ene organisme over te brengen naar het andere.


Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van DNA naar aminozuren
2 stappen:
  • Transcriptie -> in de kern


  • Translatie -> in het cytoplasma/cytosol

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Transcriptie van DNA naar pre-mRNA
I. Initiatie
II. Elongatie
III. Terminatie
+
Splicing

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

INITIATIE
transcriptiefactoren (eiwitten) binden op de promotor (voor het coderend gen)
RNA-polymerase (enzym) bindt aan beide en vormt het
STARTCOMPLEX

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ELONGATIE
Binding P-groep (van ATP) aan RNA-polymerase (krijgt E) en komt los van startcomplex

RNA-polymerase beweegt, weg vd promotor langs DNA

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functies RNA-poymerase
  • Breekt H-bruggen tussen compl. basen
  • Maakt RNA-kopie van template streng = pre-mRNA
Ritsmechanisme zoals in DNA-replicatie

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ELONGATIE
Kort na start:
enzymen passen nucleotide aan 5'kant aan = 5'cap

Functies:
  •  beschermt tegen afbraak
  • rol transport uit celkern

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"Death angel"

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ELONGATIE
  • complementaire basenparing
  • De 3'->5' DNA-streng wordt afgelezen = template streng
  • aanmaak 5'->3'  mRNA 


Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TERMINATIE
  • Enzymen herkennen pre-mRNA stopsequentie: AAUAAA
  • pre-mRNA komt los van DNA
  • toevoeging van A-nucleotiden door enzymen: poly-A-staart

Functie? Beschermt tegen afbraak



Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transcriptie
RNA-polymerase heeft geen herstelfunctie in tegenstelling tot DNA-polymerase. -> Werkt minder nauwkeurig dan DNA-polymerase.

Compensatie mindere nauwkeurigheid van RNA-polymerase:
  • meerdere mRNA's aangemaakt op 1 gen --> bevatten niet allemaal fouten.
  • mRNA-molecule heeft kortere levensduur, regelmatig afgebroken en vervangen

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ELONGATIE + TERMINATIE

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SPLICING van pre-mRNA naar mRNA
  • Enzymen herkennen pre-mRNA stopsequentie: AAUAAA
  • pre-mRNA komt los van DNA
  • toevoeging van A-nucleotiden door enzymen: poly-A-staart

Functie? Beschermt tegen afbraak



Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SPLICING van pre-mRNA naar mRNA
  • snRNA  (small nuclear) & eiwitten = spliceosoom: knippen introns weg    (blijven in celkern)
  • op mRNA blijven enkel nog exons (verlaten de cel)

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SPLICING
Exons = coderende fragmenten
Introns = niet-coderende fragmenten

Introns worden weg geknipt
en exons worden aan elkaar geplakt via enzymen.

mRNA(met enkel exons!) naar cytosol via kernporiën.

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SPLICING

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 64 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Translatie

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Translatie

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Translatie

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.1 tRNA
= kleine RNA-molecule

1 zijde: AZ dat bij mRNA-codon hoort
1 zijde: anticodon is complementair en antiparellel met mRNA-codon

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Structuur tRNA
  • Enkelstrengig RNA
  • Baseparing op 4 plaatsen
  • 3 lussen
  • Triplet in 3’->5’ in lus 2
      = anticodon
    = complementair aan mRNA

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Structuur tRNA
Vrije 3' uiteinde = CCA triplet
voor binding AZ.

Functie tRNA: aanbrengen
AZ voor bouw polypeptide.

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tRNA-synthetase

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2 rRNA en ribosomen

P-plaats: 5' mRNA


A-plaats: 3' mRNA


Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.3 Verloop van de translatie


I. Initiatie
II. Elongatie
II. Terminatie

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I. Initiatie

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I. Initiatie

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I. Initiatie

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

II. Elongatie

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

II. Elongatie

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

II. Elongatie

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

II. Elongatie

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

III. Terminatie

Slide 82 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 84 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 85 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 86 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Polysoom = parelsnoer van ribosomen op een mRNA-streng
--> Simultane translatie van eenzelfde mRNA
door meerdere ribosomen

Slide 87 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 88 - Video

Deze slide heeft geen instructies