Herhaling Transport en afweer

Herhaling transport en afweer
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling transport en afweer

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Herhaling thema Transport en afweer
Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan ik de begrippen van thema Transport en afweer uitleggen

Slide 3 - Tekstslide

BS 2 - Bloedvaten
Verschil ader en slagader


Slide 4 - Tekstslide

Bloedvat 1 is...
Bloedvat 2 is...
Bloedvat 3 is...
A
1. Ader 2. Haarvat; 3 slagader
B
1. slagader, 2. ader; 3. haarvat
C
1. Haarvat; 2. slagader; 3. ader
D
1. Slagader; 2. haarvat; 3. Ader

Slide 5 - Quizvraag

Je ziet een bloedvat op het plaatje hiernaast. Wat voor bloedvat is het?
A
Ader
B
Slagader
C
Haarvat
D
Dat is niet te zeggen

Slide 6 - Quizvraag

BS 2 - Bloedvaten
Namen bloedvaten
  • Naam orgaan + slagader/ader
Uitzonderingen:
  1. Longslagader/Longader
  2. Onderste- en bovenste holle ader
  3. Kransader- en kransslagader
  4. Aorta
  5. Poortader

Slide 7 - Tekstslide

Wat is bloedvat 13?

Slide 8 - Open vraag

Hoe heet een bloedvat dan bloed richting de lever transporteert?
A
leverader
B
leverhaarvaten
C
leverslagader

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heet een bloedvat tussen de onderste holle ader en een nier?
A
nierader
B
nierhaarvaten
C
nierslagader

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heet een bloedvat tussen de aorta en de hartspier?
A
kransader
B
hartslagader
C
kransslagader
D
hartader

Slide 11 - Quizvraag

Geef de naam voor de dunne bloedvaatjes in de lever

Slide 12 - Open vraag

Geef de naam voor het bloedvat tussen de rechter kamer en de longen

Slide 13 - Open vraag

Geef de naam voor het bloedvat tussen de darm en de lever

Slide 14 - Open vraag

Hoe heet een bloedvat tussen de aorta en de maag?
A
maagader
B
maaghaarvaten
C
maagslagader

Slide 15 - Quizvraag

BS 3 - Hart
Bouw hart en aangrenzende bloedvaten


Slide 16 - Tekstslide


Bekijk de afbeelding van het hart.
Welke helft bevat zuurstofrijk bloed?
A
Linkerharthelft
B
Rechterharthelft

Slide 17 - Quizvraag

In de afbeelding is een doorsnede van het hart met aansluitende bloedvaten schematisch getekend.
Welk nummer geeft het deel van het hart aan dat het bloed in de longslagader pompt?
A
nummer 5
B
nummer 6
C
nummer 7
D
nummer 8

Slide 18 - Quizvraag

BS 3 - Hart
Hartslag- en hartslagfrequentie

Slide 19 - Tekstslide


Kijk naar de afbeelding van het hart. Trekken de kamers van dit hart op dit moment samen, of ontspannen ze zich?
A
de kamers ontspannen zich
B
de kamers trekken samen

Slide 20 - Quizvraag

BS 4 - Hart en vaatziekten
Bloeddruk
Slagaderverkalking

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een risicofactor voor slagaderverkalking?
A
sporten
B
cholesterolarm dieet
C
lage bloeddruk
D
suikerziekte

Slide 22 - Quizvraag

Wat is slagaderverkalking?
A
hoge bloeddruk
B
vernauwing van de bloedvaten
C
hartinfarct
D
herseninfarct

Slide 23 - Quizvraag

Een slagaderverkalking kan leiden tot een hartinfarct
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

BS 5 - Weefselvloeistof
Hoe ontstaat weefselvloeistof en wat is het?
Lymfe

Slide 25 - Tekstslide

Wat bevind zich niet in weefselvloeistof ?
A
rode bloedcellen
B
afvalstoffen
C
witte bloedcellen
D
zuurstof

Slide 26 - Quizvraag

Wat is weefselvloeistof?
A
Vloeistof in de bloedvaten
B
Vloeistof tussen de cellen in de weefsels
C
Vloeistof in de darmen
D
Vloeistof in het verteringsstelsel

Slide 27 - Quizvraag

BS 6 - Afweer
Immuun
Kunstmatig vs. natuurlijk immunisatie
Passieve vs. actieve immunisatie
Antigenen en antistoffen

Slide 28 - Tekstslide

Juist of onjuist?
Een vaccin is een voorbeeld van natuurlijke immuniteit omdat het lichaam zelf antistoffen maakt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het voordeel van actieve immunisatie ten opzichte van passieve immunisatie?
A
Bij actieve immunisatie ontstaan geheugencellen
B
Bij passieve immunisatie ontstaan geheugencellen
C
Bij actieve immunisatie heb je minder bijwerkingen.
D
Bij actieve immunisatie hoeft het lichaam niet zelf antistoffen te maken.

Slide 30 - Quizvraag

26 Welke vorm van immunisatie is het toedienen van het vaccin met een verzwakt waterpokkenvirus?

wat is kunstmatige immunisatie?
wat is actieve immunisatie?
wat is passieve immunisatie??
Als je dit weet kan je de juiste antwoorden zoeken
1
wat is kunstmatige immunisatie? => het wordt niet door je eigen lichaam gedaan, maar ingespoten.
wat is actieve immunisatie? => het lichaam maakt zelf antistoffen
wat is passieve immunisatie?? => het lichaam krijgt antistoffen ingespoten
Als je dit weet kan je de juiste antwoorden zoeken
2
Lukt het nog niet?
Vraag het de docent ;-)
3
A
kunstmatige actieve immunisatie
B
kunstmatige passieve immunisatie
C
natuurlijke actieve immunisatie
D
natuurlijke passieve immunisatie

Slide 31 - Quizvraag

Wat is passieve immunisatie
A
Je maakt zelf antistoffen
B
Je krijgt antistoffen ingespoten

Slide 32 - Quizvraag

Wanneer ben je immuun?
A
Als je ziek bent
B
Als je antistoffen in je lichaam hebt
C
Als je witte bloedcellen hebt
D
Als de ziekteverwekker is geneutraliseerd

Slide 33 - Quizvraag

BS 7 - Transplantaties en bloedtransfusies
Een weefsel of orgaan van een donor kan zorgen voor een afstotingsreactie. Deze reactie ontstaat door eiwitten op de cellen van het getransplanteerde weefsel of orgaan. De eiwitten worden door het afweersysteem van het lichaam herkend als lichaamsvreemde stoffen. 
Petra heeft een nieuwe nier nodig. Vier personen stellen hun nier ter beschikking. Bij welke transplantatie is de kans op afstoting het kleinst?
A) Neef van Petra
B) Zus van Petra
C) Een-eiige tweelingzus.
D) Moeder van Petra

Slide 34 - Tekstslide

BS 7 - Transplantaties en bloedtransfusies
Bloedtransfusies- en Bloedgroepbepaling

Slide 35 - Tekstslide

Welke letter hoort bij
de bloedgroepbepaling van een
persoon met bloedgroep B?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 36 - Quizvraag

Daans bloedgroep wordt bepaald. Twee druppels bloed worden op een glaasje gebracht. Aan elke druppel bloed wordt testvloeistof toegevoegd (zie afbeelding links).

Er wordt gekeken of er samenklontering optreedt in de bloeddruppels. In de rechter afbeelding zie je het resultaat van de bloedgroepbepaling.

Welke bloedgroep heeft Daan?
A
Bloedgroep A.
B
Bloedgroep AB.
C
Bloedgroep B.
D
Bloedgroep 0.

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide







De onderdelen van het hart

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

fase 1
boezems trekken samen
fase 2
kamers trekken samen

Slide 43 - Tekstslide

fase 1
boezems trekken samen
fase 2
kamers trekken samen
fase 3
rust /hartpauze

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Keuzemenu
Keuze 1:
Zelf aan de slag

Examenopgaven
Test jezelfs
Afsluiter
Etc.
Keuze 2:
Extra uitleg 

Gaswisseling en transport

Slide 46 - Tekstslide

Waar ga je mee aan de slag?
Zelfstandig leren
Extra uitleg over Gaswisseling en transport

Slide 47 - Poll

Zelfstandig leren voor de tentamenweek
Hoe?
Testjezelfs maken, examenopgaven, afsluiting, etc.
Iedereen kan de hele les bezig

Slide 48 - Tekstslide