PTA 3.4 Lezen: Hoofdstuk 5 lezen: Mening, argument en conclusie (editie 6)

Welkom bij Nederlands

Hoofdstuk 5: Lezen
Mening, argument en conclusie

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands

Hoofdstuk 5: Lezen
Mening, argument en conclusie

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Hoofdstuk 5 Lezen: Mening, argument en conclusie

  1. Herhalen Theorie Hoofdstuk 4 Lezen: Verbanden en signaalwoorden (2)
  2. Theorie Hoofdstuk 5 Lezen: Mening, argument en conclusie
  3. Zelfstandig aan de slag


Slide 2 - Tekstslide

Herhalen:
Nu:

  • kun je tekstverbanden (voorbeeld en oorzaak - gevolg) herkennen, onder andere aan de signaalwoorden √

Slide 3 - Tekstslide

Verbanden en signaalwoorden
Nog twee verbanden en de signaalwoorden die daarbij horen.

Voorbeeld:
  • Een voorbeeld herken je aan signaalwoorden zoals: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere. Bijvoorbeeld:
– Sommige mensen houden juist van actieve vakanties. Zo gaan steeds meer vakantiegangers fietsen, wintersporten, diepzeeduiken of bergbeklimmen.




























Slide 4 - Tekstslide

Verbanden en signaalwoorden
Nog twee verbanden en de signaalwoorden die daarbij horen.

Voorbeeld:
  • Een oorzaak – gevolg herken je aan signaalwoorden zoals: daardoor, doordat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van. Bijvoorbeeld:
– Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
Oorzaak: brug open.
Gevolg: Peter komt te laat.



























Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les:

  • kun je meningen, argumenten en conclusies herkennen en van elkaar scheiden

Slide 6 - Tekstslide

Lezen: Mening, argument en conclusie

Slide 7 - Tekstslide

Mening, argument en conclusie
Mening: 
Wat de schrijver van iets vindt of hoe hij ergens over denkt. 
  • Met een mening kun je het eens of oneens zijn. 
  • Een mening herken je soms aan woorden, zoals: ik vind, volgens mij, naar mijn mening, ik denk. Bijvoorbeeld:
– Ik vind afval scheiden belangrijk.

 





























Slide 8 - Tekstslide

Mening, argument en conclusie
Argument:
Als een schrijver uitlegt waarom hij iets vindt, geeft hij een argument. 
  • Een argument herken je aan signaalwoorden zoals: want, omdat, namelijk, immers.
Bijvoorbeeld:
– Ik vind afval scheiden belangrijk (mening), want dan kunnen de grondstoffen hergebruikt worden (argument).































Slide 9 - Tekstslide

Mening, argument en conclusie
Conclusie:
Als een schrijver alle argumenten heeft gegeven, trekt hij aan het eind vaak een conclusie. 
  • De schrijver kan dan kort zijn mening en argumenten herhalen. 
  • Je herkent een conclusie aan signaalwoorden zoals: dus, concluderend, dat betekent.
Bijvoorbeeld:
– Als je je afval scheidt, is dat dus goed voor het milieu, omdat je dan zuinig bent met grondstoffen en energie. Daarom vind ik dat iedereen zijn afval zou moeten scheiden.





























Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig Hoofdstuk 5: Mening, argument en conclusie
Opdracht 1 t/m 4


Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 20 minuten de tijd.
Klaar? 
Lezen in je leesboek/tijdschrift.



timer
20:00

Slide 11 - Tekstslide

Nakijken

Slide 12 - Tekstslide

Afsluiten:
Nu:

  • kun je meningen, argumenten en conclusies herkennen en van elkaar scheiden √

Slide 13 - Tekstslide