Herhalen Lezen H1-H3

Herhalen Lezen H1-H3
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalen Lezen H1-H3

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je frist je kennis op over H1 - H3 Lezen: tekstdoelen, tekstsoorten, hoofdgedachte, onderwerp, tekstverbanden (oorzaak en gevolg en samenvattend), kritisch lezen, functie van inleiding en slot, informatieve tekst, betogende tekst, argumenten, mening.
- Je bereidt de taaltoets of het interview voor.

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Lezen in leesboek (10 min)
- Planning komende lessen (5 min)
- Herhalen theorie Lezen H1-H3 (10 min)
- Quiz over theorie Lezen (20 min)
- Oefenen voor de taaltoets of TEA4-toets het interview (15 min)

Slide 3 - Tekstslide

Planning toetsen na de vakantie
Toetsstof Taaltoets staat in Magister bij de toets op 16 mei:
Werkwoordspelling:
Spelling H1.9: werkwoordspelling tt en vt;
Spelling H2.9: gebiedende wijs;
Spelling H3.9: volt.dw, tegenw.dw, tussenletters in samenstellingen
Spelling H4.9: volt.dw en tegenw.dw bijvoeglijk gebruikt;
Grammatica Herhaling klas 1: paragraaf 1.7: pv, ow, wwg
Grammatica klas 2: H1.7 enkelvoudige en samengestelde zin; hoofd- en bijzin
Leestekens:
Herhaling klas 1: Spelling H1.9: punt, dubbele punt, komma, aanhalingstekens
H2.9: hoofdletters  









Slide 4 - Tekstslide

NB: bekijk de opmerkingen bij de opdracht Documentatiemap in Magister

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Informatieve tekst (blz. 101)
Tekstdoel: informeren
Bevat feitelijk informatie
- beschrijving van gebeurtenissen (die echt hebben plaatsgevonden)
- informatie over dingen die in werkelijkheid bestaan
- kennis die door waarneming of onderzoek is verkregen
- uitleg die je kunt uitvoeren
Voorbeelden: nieuwsbericht, sportverslag, interviewverslag, schoolboektekst, wetenschappelijk artikel, handleiding

Slide 8 - Tekstslide

Functies van de inleiding
Allereerst aandacht trekken en zorgen dat de lezer verder wil lezen.
andere functies:
- het onderwerp noemen of beschrijven
- de aanleiding noemen (waarom heeft de schrijver de tekst geschreven)
- de centrale vraag stellen (die later in de tekst wordt beantwoord)
- de mening van de schrijver geven
- een samenvatting van de inhoud geven

Slide 9 - Tekstslide

Functies van het slot
- een conclusie geven
- een samenvatting geven
- een advies geven

Slide 10 - Tekstslide

Samenvattend tekstverband

De schrijver vat samen wat hij ervoor heeft geschreven.

Signaalwoorden: Kortom, om kort te gaan, samenvattend, al met al

Plaats in de tekst: meestal in het slot

Slide 11 - Tekstslide

Betogende tekst
Mening
Argumenten 
Voorbeelden: opiniestuk, boekbespreking, klachtenbrief
Hoofdgedachte: mening (meestal gevolgd door belangrijkste argument)
Opbouw
Inleiding: onderwerp en mening daarover van schrijver
Kern: argumenten voor de mening
Slot: conclusie/ vat belangrijkste samen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welke signaalwoorden horen er bij een oorzaak-gevolg tekstverband?
A
doordat, daardoor, met als gevolg
B
ten eerste, daarna, vervolgens, tot slot
C
maar, echter, toch, integendeel
D
zoals, bijvoorbeeld, zo, ter illustratie

Slide 16 - Quizvraag

Feit
Mening
Objectief
Subjectief

Slide 17 - Sleepvraag

Een mening ondersteun je met een argument.

Wat is een synoniem voor argument?
A
Feit
B
Reden
C
Gevolg
D
Mening

Slide 18 - Quizvraag

Zet de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
Tekstdoel Informeren
Tekstdoel Overtuigen
Tekstdoel Amuseren
Tekstdoel activeren
nieuwsbericht
Recensie over mijn gelezen boek

Een mop in een tijdschrift
Een oproep op een website om te gaan protesteren. 
Artikel op website Voedingswijzer om elke dat fruit en groente te eten.
Spelhandleiding hoe je 'Yahtzee' moet spelen.

Slide 19 - Sleepvraag

Ik had twee nachten niet geslapen. Daardoor was ik ontzettend moe.
A
samenvattend tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tekstverband oorzaak en gevolg
D
tegenstellend tekstverband

Slide 20 - Quizvraag

Tekstdoel: informeren.
Tekstdoel: Overtuigen.
Tekstdoel: Activeren.
reclameteksten
verkiezingsteksten
nieuwsbericht
recensie van een boek
columns

Slide 21 - Sleepvraag

Tekstdoelen

Een menukaart heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren

Slide 22 - Quizvraag


Wat zijn argumenten? Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel? Het tekstdoel van een betoog is ...
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 24 - Quizvraag

Sleep het feit of de mening naar het juiste vakje
Feit
Mening
Het is in ons lokaal nu 19 graden Celsius.
Ik vind het hier lekker warm.
Het is hier ijskoud!
Ik heb gewoon kippenvel!

Slide 25 - Sleepvraag

Welk van deze signaalwoorden geeft GEEN tekstverband van oorzaak en gevolg aan?
A
zoals
B
waardoor
C
zodat
D
daardoor

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord van tekstverband oorzaak/gevolg?
A
want
B
bijvoorbeeld
C
dus
D
doordat

Slide 27 - Quizvraag

Veel dunne mensen hebben mijns inziens een eetprobleem.
In het reglement staat: 'Ben je te laat, meld je dan bij de conciërge.'
Merijn leest nooit de boeken die zijn moeder uit de bibliotheek haalt.
Mark had precies een half uur nodig om zijn haar in model te brengen.
Ali vindt dat Gouda een grote stad is.
feit
feit
feit
mening
mening

Slide 28 - Sleepvraag

Feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 29 - Quizvraag

Feit, mening, of argument?
Chocolade is lekker.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 30 - Quizvraag

Sleep de woorden naar de juiste plek. Welk kenmerk hoort er bij feiten of meningen?
feiten
meningen
je kunt het controleren
is waar of niet waar
je kunt het er eens of oneens mee zijn
onderbouwt met wetenschappelijk onderzoek
is per persoon anders
objectief
onderbouwd met argumenten
wat iemand denkt of vindt
subjectief

Slide 31 - Sleepvraag

Wat voor soort argument is dit?

Ik doe liever geen eindexamen (mening), want ik kan niet goed tegen die spanning (??? argument).
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 32 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Koken is moeilijk.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 33 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Omdat ik morgen naar de tandarts moet.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 34 - Quizvraag

Een mening ondersteun je met een argument.

Wat is een synoniem voor argument?
A
Feit
B
Reden
C
Gevolg
D
Mening

Slide 35 - Quizvraag

Zelfstandig werken
- Bereid de herkansing van de taaltoets voor.
- Werk verder aan je interview.

Slide 36 - Tekstslide

Doordat er een vuurwerkverbod was, was de luchtkwaliteit op nieuwjaarsdag sinds jaren niet zo goed geweest!
A
tekstverband: uitleggend
B
tekstverband: concluderend
C
tekstverband: tegenstellend
D
tekstverband: oorzaak - gevolg

Slide 37 - Quizvraag