4GT - lezen - herhaling + H3

4GT Lezen H3
+ herhaling theorie
 

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4GT Lezen H3
+ herhaling theorie
 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat wordt bedoeld met ‘de aanleiding voor het schrijven van de tekst’?

A
Wat de schrijver met de tekst wil bereiken
B
Hoe de schrijver op het idee gekomen is om de tekst te schrijven
C
Hoe de tekst is ingeleid
D
Op welke manier de tekst is afgesloten

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat moet je doen als je iets moet citeren?
A
De alinea zo duidelijk mogelijk samenvatten.
B
De hele tekst kort en bondig samenvatten.
C
Een deel van de tekst in eigen woorden zetten.
D
Een deel van de tekst letterlijk overnemen.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is een hoofdzaak?
A
De belangrijkste info uit een tekst.
B
Het onderwerp van de tekst.
C
Een voorbeeld of uitleg ergens bij.
D
Een samenvatting van de tekst in één zin.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding
Slot
aanleiding
samenvatting
conclusie
advies
belangrijke vraag stellen
anekdote
Toekomstverwachting
deskundige introduceren

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een schrijver wil graag iets bereiken met zijn tekst. Dat noem je het tekstdoel. Welke tekstdoelen ken je?

Slide 7 - Open vraag

  1. informeren 
  2. overtuigen 
  3. waarschuwen 
  4. tot handelen aanzetten / activeren 
  5. instrueren 
  6. adviseren 
  7. amuseren / vermaken
Opsommend tekstverband
Redengevend tekstverband
Tegenstellend tekstverband
Toelichtend tekstverband
Voorwaardelijk tekstverband
ten eerste
bovendien
ook
als ... dan
indien
tenzij
want omdat immers
maar echter hoewel
 dat wil zeggen met andere woorden

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feiten, meningen en argumenten

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is ONJUIST over feiten?
A
Uitspraak over iets dat waar of onwaar is.
B
Je kunt het controleren.
C
Je gebruikt argumenten om feiten te ondersteunen
D
Je kunt ze gebruiken als argument.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is een mening?

Slide 12 - Open vraag

Iets wat iemand ergens van vindt. 
Je kunt erover discussiëren.

Welke uitspraken over argumenten zijn JUIST ?

A
Je gebruikt ze om je mening te ondersteunen.
B
Ze beginnen vaak met maar, hoewel en toch.
C
Ze beginnen vaak met omdat, want of daarom.
D
Je kunt ze baseren op feiten of op gevoel.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

standpunt / mening
argument
conclusie
Ik vind
Zij denkt dat
Hij is van mening dat
Onze conclusie is
Dus
Daarom
Kortom
Dat betekent dat
immers
namelijk
omdat
de reden hiervoor is
want

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


De gehele tekst op laatste zin na: feit, mening, argument of conclusie?


A
feit
B
mening
C
argument
D
conclusie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


De laatste zin:
feit, mening,
argument of conclusie?


A
feit
B
mening
C
argument
D
conclusie

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Meerdere antwoorden mogelijk.
In deze tekst vind je:


A
feit
B
mening
C
argument
D
conclusie

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Heb je nog een vraag over leesvaardigheid? Zo ja, welke?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
In de online methode:
Lezen H3
Maak opdracht 1 t/m 3

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies