4VMBO - La négation/De ontkenning

La négation
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

La négation

Slide 1 - Tekstslide

De ontkenning 

In het Nederlands: niet en geen

In het Frans altijd twee woorden: ne..... pas


Ne staat vóór de persoonsvorm

Pas staat direct achter de persoonsvorm

Dus: ontkenning deel 1 + pv + ontkenning deel 2


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

stappenplan

1. Zoek de persoonsvorm

2. Zet ne of n' ervoor en pas erachter.



Slide 4 - Tekstslide

La négation - de ontkenning 
Je parle français.

(niet)
= ne .. pas
werkwoord = parle

'ne' komt voor het werkwoord.
'pas' komt achter het werkwoord.

Je ne parle pas français.


  • Op de puntjes komt het eerste werkwoord van de zin.
  • Begint het werkwoord met een klinker of h? Dan schrijf je n' in plaats van ne!

Slide 5 - Tekstslide

Let op klinkerbotsing!!


j'ai seize ans
je n'ai pas seize ans

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de ontkennende zin van
je regarde la télé?
timer
0:15
A
Je regarde ne la télé pas
B
Je ne regarde pas la télé
C
Ne je pas regarde la télé
D
je ne regarde la télé pas

Slide 7 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
Vous êtes en France
A
Vous ne êtes pas en France
B
Vous êtes en ne France pas
C
Vous n'êtes pas en France
D
Vous n'êtes en France pas

Slide 8 - Quizvraag

welke ontkenningen ken je nog meer in het Frans?
De ontkenning/
la négation

Slide 9 - Woordweb

Nooit

Niets

Nog niet

Niet meer

Niet/geen
ne...pas
Ne...jamais
Ne....plus
Ne...pas encore
Ne....rien

Slide 10 - Sleepvraag

La négation - de ontkenning 
De ontkenningen:
niet, geen       = ne ...... pas
niet meer       = ne ...... plus
nooit                = ne ...... jamais
niets                 = ne .... rien
nog niet          = ne ...... pas encore
        


Slide 11 - Tekstslide

La négation - de ontkenning 
De ontkenningen:
niet, geen       = ne ...... pas
niet meer       = ne ...... plus
nooit                = ne ...... jamais
niets                 = ne .... rien
nog niet          = ne ...... pas encore
    


  • Op de puntjes komt het eerste werkwoord van de zin.
  • Begint het werkwoord met een klinker of h? Dan schrijf je n' in plaats van ne!

Slide 12 - Tekstslide

La négation
  • Je ne suis pas une fille 
  • Tu ne m'écoutes jamais 
  • Je n'ai rien d'autre 
  • Louis n'est pas encore là ? 
  • Il ne va plus venir. 
  • Ne = voor p.v.
  • Pas = achter p.v.

Slide 13 - Tekstslide

La négation - de ontkenning 
Je mange beaucoup de fruits.

(niet)
= ne .. pas
werkwoord = mange

Je ne mange pas beaucoup de fruits.


  • Op de puntjes komt het eerste werkwoord van de zin.
  • Begint het werkwoord met een klinker of h? Dan schrijf je n' in plaats van ne!

Slide 14 - Tekstslide

La négation - de ontkenning 
Je vais manger des frites ce soir.

(geen)
= ne .. pas
werkwoord = vais manger
Neem het eerste werkwoord!

Je ne vais pas manger de frites ce soir.


  • Als er twee werkwoorden in de zin staan, neem je het eerste werkwoord.
  • Na een ontkenning vervalt het lidwoord en vervang je deze door 'de'. 

Slide 15 - Tekstslide

La négation - de ontkenning 
Elle est végétarienne.

(niet meer)
= ne .. plus
werkwoord = est

Elle n'est plus végétarienne.


  • Op de puntjes komt het eerste werkwoord van de zin.
  • Begint het werkwoord met een klinker of h? Dan schrijf je n' in plaats van ne!

Slide 16 - Tekstslide

Op welke plaats in de zin komen de woordjes 'ne' en 'pas'?
A
voor en na het onderwerp
B
voor en na het lijdend voorwerp
C
voor en na de persoonsvorm

Slide 17 - Quizvraag

Sleep de juiste vertalingen van de ontkenningen naar elkaar toe. Sleep blauw naar rood!
niet/geen
nooit
niet meer
nog niet
niets
ne ... rien
ne ... pas encore
ne ... pas
ne ... jamais
ne ... plus

Slide 18 - Sleepvraag

Nooit
A
vous ne êtes pas malades.
B
vous ne êtes jamais malades.
C
vous n'êtes rien malades.
D
vous n'êtes jamais malades.

Slide 19 - Quizvraag

Niet meer
A
Nous sommes plus malades.
B
Nous ne sommes plus malades.
C
Nous avons pas été malades.

Slide 20 - Quizvraag

niets
A
Tu n'manges rien?
B
Tu n' as plus mangé?
C
Tu ne manges pas?
D
Tu ne manges rien?

Slide 21 - Quizvraag

nooit
A
Je ne mange plus de viande.
B
Je ne mange pas de viande.
C
Je ne mange jamais de viande.
D
Je ne mange rien de viande.

Slide 22 - Quizvraag

nog niet
A
Elle n'a pas encore fini.
B
Elle a pas encore fini.
C
Elle encore fini pas.

Slide 23 - Quizvraag

Hoe zit het met:
il y a
 & 
c'est 

Slide 24 - Tekstslide

c'est in de ontkenning wordt:
A
c'est ne pas
B
c' n'est pas
C
ne c'est pas
D
ce n'est pas

Slide 25 - Quizvraag

Il y a in de ontkenning wordt:
A
n'il y a pas
B
il y n'a pas
C
il n'y a pas
D
il n'y pas a

Slide 26 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
Elle travaille bien. (niet)
ne .... pas

Slide 27 - Open vraag

Maak de zin ontkennend:
Nous sommes en retard. (nooit)
ne .... jamais

Slide 28 - Open vraag

Maak de zin ontkennend:
Elle est végétarienne. (niet meer)
ne .... plus

Slide 29 - Open vraag

Maak de zin ontkennend:
Tu as mangé? (niets)
ne .... rien

Slide 30 - Open vraag

Maak de zin ontkennend:
Je suis à l'école. (nog niet)
ne .... pas encore

Slide 31 - Open vraag

Tu comprends la négation?
A
Oui
B
Non
C
Un peu

Slide 32 - Quizvraag

Wat ga je nu doen?
Wat?: Paragraaf H (hoofdstuk 7)
Hoe?: eerste 5 min. zelfstandig
Hulpmiddel?: 'naslag chapitre 7' online
Hoelang?: 20 min

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide