P3 - les 3 - 7 februari 2023

Les 3 - periode 3 - 7 februari 2023
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 3 - periode 3 - 7 februari 2023

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
- Korte terugblik op de vorige les 

- Ejercicio 5: woordenschat CV

- Nieuw werkwoord 'ir' (=gaan)



Slide 2 - Tekstslide

Ejercicio 5
Nombre = naam
Apellido = achternaam
Edad = leeftijd
Domicilio = woonplaats
Experiencia laboral = werkervaring 
Estudios = studie
--> Welke vragen kun je hierover stellen??

Slide 3 - Tekstslide

Ejercicio 5
Idiomas = talen (die je spreekt)
Número de teléfono = telefoonnummer
Correo electrónico = emailadres
Habilidades = vaardigheden
Pasatiempos = hobby's

--> Welke vragen kun je hierover stellen?? 

Slide 4 - Tekstslide

El verbo 'ir' (=gaan)
voy
ik ga
vas
jij gaat
va
hij, zij gaat
vamos
we gaan
vais
jullie gaan
van
zij (mv) gaan

Slide 5 - Tekstslide

Ejercicio 1 & 2 (pág. 8)
  • 1. voy                                   2. van
  • 3. vamos                            4. Vas
  • 5. va                                      6. va
  • 7. va                                       8. van
  • 9. vais                                  10. va
  • 11. voy                                   12. vamos

timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Ejercicio 2
  • 1. Yo voy al cine en verano.
  • 2. Tú vas a al escuela conmigo.
  • 3. ¿Usted va al gimnasio?
  • 4. Ana va para tercer grado.
  • 5. Nosotros vamos a nadar en la piscina.
  • 6. Ellos van a trabajar cada mañana.
  • 7. Don Paco va a jugar ajedrez.
  • 8. ¿Vosotros vais a correr juntos?
  • 9. Carlos va a ir a la fiesta.
  • 10. Yo voy a aprender español.
  • 11. ¿Ustedes van a viajar (=reizen) en las vacaciones?        12. vamos

Slide 7 - Tekstslide

'Ir' + a = iets gaan doen
Het werkwoord 'ir' + de toevoeging van het voorzetsel 'a' wordt gebruikt om aan te geven dat je iets gaat doen. 
Je moet het werkwoord 'ir' natuurlijk nog wel in de juiste persoon vervoegen.

Ik ga naar de markt.                             Voy al (a + el) mercado.
Morgen ga je naar school.                 Mañana vas a la escuela.

Slide 8 - Tekstslide

Ejercicio 3
Vul de juiste vorm in van 'ir' + a 

  1. Ella va a jugar fútbol.
  2. Él se va a bañar.
  3. Hoy va a llover.
  4. Nosotros vamos a viajar.
  5. Ellos van a trabajar.
  6. Las chicas van a ser dentistas.

timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

'Ir' : een werkwoord dat beweging uitdrukt
1) Ir a + plaats = gaan naar … Vamos a la playa.
2) Ir a + werkwoord + gaan …. Vamos a continuar.
3) Ir en + vervoermiddel = met de ……….. gaan
Vamos en autobús.
4) Ir con = gaan met …. (gezelschap).
 Voy con Laura al parque.
5)Ir de = activiteit. Mi amiga y yo vamos de compras.

Slide 10 - Tekstslide

Los deberes (=het huiswerk)
  1. Maak oefening 4 (blz. 10): Maak juiste combinaties
  2. Kijk de lesstof van het werkwoord 'ir' nog eens goed door!

Slide 11 - Tekstslide