WK 19 1M1 FR online

Salut!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Salut!

Slide 1 - Tekstslide

Il fait quel temps?

Slide 2 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu vas apprendre?
- le mois mai
- être
- le match
- la conclusion
- les devoirs

Slide 3 - Tekstslide

mai = mei

Slide 4 - Tekstslide

Quelle est la date d'aujourd'hui?

Slide 5 - Open vraag

zijn = être
Er is een jongen.
Hij heet Because. Hij is niet op school vandaag.
Ben jij op school vandaag?
Because is thuis. Er is een feest.
Daarom draagt Because nieuwe kleding.
Hij is blij. Hij heeft twee broers. Zij zijn thuis.
Zijn zus is ook thuis. Zijn moeder is thuis en zijn vader is ook thuis.
Zij zijn blij.

Slide 6 - Tekstslide

être vervoegen
Net zoals dat je in het Nederlands 'zijn' vervoegt om te kunnen vertellen dat jij bent of hij is, zo gebeurt dat ook in het Frans.
Het is een onregelmatig werkwoord.
Elke vervoeging is anders.
Leer elke vervoeging goed uit je hoofd.
je suis, tu es, il est, elle est, on est, nous sommes, vous êtes, ils sont, elles sont.
Bekijk nu de volgende video over être.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

de vervoeging van être

Slide 9 - Tekstslide

le match
We gaan een wedstrijdje doen.
je krijgt straks een tekst te zien. daarin staat het werkwoord être verwerkt. Kun jij ontdekken waar être staat vervoegd?
Steek dan je handje op en noem de vervoeging op die je gezien hebt plus de vertaling. Heb je het goed? Dan win je 1 punt.
Kun je alle vervoegingen opnoemen van être? Dan win je een extra punt.
Degene met de meeste punten wint!

Slide 10 - Tekstslide

le match commence
Il y a un garçon. Il s'appelle Because.
Il n'est pas à l'école aujourd'hui.  Tu es à l'école?
Because est à la maison.
Il y a une fête.
C'est pourquoi Because porte les nouveaux vêtements.
Il est content. Because a deux frères. Ils sont à la maison.
Sa soeur est là. Sa maman est à la maison et son père est là aussi.
Ils sont contents.

Slide 11 - Tekstslide

bien joué!

Slide 12 - Tekstslide

la conclusion
Het werkwoord zijn is in het Frans être. Dit werkwoord is onregelmatig, net als het werkwoord avoir.

Je suis, tu es, il est, elle est, on est, nous sommes, vous êtes, Ils sont, elles sont

het is = c’est het zijn = ce sont

Slide 13 - Tekstslide

les devoirs
Chapitre 3:
Leren (voor de toets) D Grammaire: être
en de woordjes van bron E. Gebruik Slim Stampen.
Maken (oefenen voor de toets) E Regarder 20 t/m 22.

Slide 14 - Tekstslide