Vr 17-03 Aanwijzend voornaamwoord

Voorlezen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Voorlezen

Slide 1 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Hoe herken je het aanwijzend voornaamwoord in een zin?

Slide 2 - Tekstslide

Welke woordsoorten hebben we de afgelopen weken geleerd?

Slide 3 - Tekstslide

Doelen
Je weet wat de regels zijn voor het gebruiken van de aanwijzende voornaamwoorden deze, die, dit en dat.

Je kunt vinden naar welk ander woord in de zin deze, die, dit en dat verwijst.

Je kunt in een zin het goede aanwijzende voornaamwoord invullen.

Je kunt zelf een goede zin maken waarin je een gegeven aanwijzend voornaamwoord gebruikt.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Ezelsbruggetje
De - woorden --> deze, die 

Het- woorden --> dit, dat

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

'De taxi reed net weg. Die had best even kunnen wachten.'

 
Waarnaar verwijst 'die'?

Slide 11 - Tekstslide

'De taxi reed net weg. Die had best even kunnen wachten.'

 
De taxi --> Die

Slide 12 - Tekstslide

'Deze air-up fles wil ik graag voor mijn verjaardag.'

 
Waarnaar verwijst 'deze'?

Slide 13 - Tekstslide

'Deze air-up fles wil ik graag voor mijn verjaardag.'

 
De air-up fles --> Deze

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord en waarnaar verwijst het?

'Gefeliciteerd met het diploma, dat heb je echt verdiend!'

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord en waarnaar verwijst het?

'Gefeliciteerd met het diploma, dat heb je echt verdiend!'

Het diploma --> dat

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord en waarnaar verwijst het?

'Mijn vriend, die nu aan het voetballen is, komt straks bij mij eten.'

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord en waarnaar verwijst het?

'Mijn vriend, die nu aan het voetballen is, komt straks bij mij eten.'

De vriend --> die 

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord en waarnaar verwijst het?

'Deze elektrische fiets is door die valpartij helemaal kapot gegaan.'

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord en waarnaar verwijst het?

'Deze elektrische fiets is door die valpartij helemaal kapot gegaan.'

De elektrische fiets --> Deze 
De valpartij --> Die

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag met les 46
Luuk: Les 61

of

Samen aan de slag met les 46

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag!
Les 46 opdracht 1 t/m 9 maken
Luuk: Les 61 opdracht 1 t/m 8 maken

Klaar? --> Les 46 nakijken, daarna: extra oefenen met les 46
Luuk --> Les 61 nakijken, daarna: extra oefenen met les 61

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Doelen
Je weet wat de regels zijn voor het gebruiken van de aanwijzende voornaamwoorden deze, die, dit en dat.

Je kunt vinden naar welk ander woord in de zin deze, die, dit en dat verwijst.

Je kunt in een zin het goede aanwijzende voornaamwoord invullen.

Je kunt zelf een goede zin maken waarin je een gegeven aanwijzend voornaamwoord gebruikt.

Slide 27 - Tekstslide

Volgende les: maandag 20 maart
Huiswerk: Les 46 af 
Luuk: Les 61 af

Maandag 20 maart
Oefentoets maken over les 13, 14, 69, 45, 46

Luuk: Oefentoets maken over les 5, 6, 47, 48, 49, 61

Slide 28 - Tekstslide