NAAMVALLEN oefenen als zinsdeel en na voorzetsels
Welke woorden horen bij de ein-Gruppe?
1 / 20
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Welke woorden horen bij de ein-Gruppe?
Slide 1 - Woordweb
Welke woorden horen bij de der-Gruppe?
Slide 2 - Woordweb
Noem de 9 persoonlijke voornaamwoorden in het Duits!
Slide 3 - Woordweb
Ich fahre mit ........( mijn) Eltern ( mv) in Urlaub.
A
meinem
B
meiner
C
meinen
D
meines
Slide 4 - Quizvraag
Welke functie heeft de 1e, 3e & 4e naamval in de zin?
Slide 5 - Woordweb
Wat is de vierde naamval van "er"?
Slide 6 - Open vraag
Wat is de 3e naamval van "ich"?
Slide 7 - Open vraag
Wat is de vierde naamval van "ihr" ?
Slide 8 - Open vraag
Wat is de betekent "ihr" ( 1e nv)?
Slide 9 - Open vraag
Ich sehe
A
ein mann
B
ein Mann
C
einen Mann
D
einer Mann
Slide 10 - Quizvraag
Abends jogge ich gern durch
A
die Park
B
den Park
C
der Park
D
dem
Slide 11 - Quizvraag
Habe ich es ( jou)
A
du
B
dich
C
ihr
D
dir
Slide 12 - Quizvraag
Herr Schmitz, ich rufe ............(u) morgen zurück.
A
dir
B
Ihnen
C
dich
D
Sie
Slide 13 - Quizvraag
Ich werde es ( hem) .........sagen, wenn ich ihn sehe.
A
er
B
ihm
C
ihr
D
ihn
Slide 14 - Quizvraag
Was hast du für ( jouw).......moeder gekauft?
A
dir
B
dein
C
deine
D
du
Slide 15 - Quizvraag
Was können Sie gegen ( de) ...................Lärm(m) tun?
A
den
B
die
C
dem
D
das
Slide 16 - Quizvraag
Ist noch Platz für ( onze) ................Zelt (o) frei?
A
unseren Zelt
B
unsere Zelt
C
unseres Zelt
D
unser Zelt
Slide 17 - Quizvraag
Vielen Dank für .......( uw) bezoek.
A
Ihren Besuch
B
Eueren Besuch
C
Ihnen Besuch
D
deinen Besuch
Slide 18 - Quizvraag
Ich habe das von ................( een) Freund (m) bekommen.
A
einer
B
einem
C
einem
D
einen
Slide 19 - Quizvraag
Ich fahre seit ...................(een) Jahr (o)
A
ein
B
einen
C
eines
D
einem
