NAAMVALLEN oefenen als zinsdeel en na voorzetsels

Welke woorden horen bij de der-Gruppe?
1 / 17
volgende
Slide 1: Woordweb
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welke woorden horen bij de der-Gruppe?

Slide 1 - Woordweb

Welke woorden horen bij de ein-Gruppe?

Slide 2 - Woordweb

Stap 1:
Is er een voorzetsels? 
Zo ja? Dan meteen naar de juiste naamval 

Slide 3 - Tekstslide

Voorzetsels van de derde naamval

Slide 4 - Woordweb

Voorzetsels van de vierde naamval

Slide 5 - Woordweb

Ich fahre mit ........( mijn) Eltern ( mv) in Urlaub.
A
meinem
B
meiner
C
meinen
D
meines

Slide 6 - Quizvraag

Abends jogge ich gern durch ........... Park (m)
A
die
B
den
C
der
D
dem

Slide 7 - Quizvraag

Was hast du für ( jouw).......Mutter gekauft?
A
deiner
B
dein
C
deine
D
deinem

Slide 8 - Quizvraag

Was können Sie gegen ( de) ...................Lärm (m) tun?
A
den
B
die
C
dem
D
das

Slide 9 - Quizvraag

Vielen Dank für .......( uw) Besuch (m).
A
Ihren
B
Euren
C
Ihnen
D
deinen

Slide 10 - Quizvraag

Ist noch Platz für ( onze) ................Zelt (o) frei?
A
unseren
B
unsere
C
unseres
D
unser

Slide 11 - Quizvraag

Ich habe das von ................( een) Freund (m) bekommen.
A
einer
B
einem
C
einem
D
einen

Slide 12 - Quizvraag

Ich fahre seit ...................(een) Jahr (o)
A
ein
B
einen
C
eines
D
einem

Slide 13 - Quizvraag

Stap 2
Is er geen voorzetsels? Dan ga je ontleden! 
+1 = het onderwerp
+3 = meewerkend voorwerp 
+ 4 = lijdend voorwerp

Slide 14 - Tekstslide

Ich sehe ........ Mann
A
ein
B
einem
C
einen
D
einer

Slide 15 - Quizvraag

Ich werde es ........ Mutter sagen, wenn ich sie sehe.
A
deine
B
deiner
C
dein
D
deinem

Slide 16 - Quizvraag

Wir haben ......... Buch (o) gekauft.
A
ein
B
einem
C
einen
D
eine

Slide 17 - Quizvraag