Deutsch echt einfach: K 18 - Wiederholung - zu-nach-in-an-auf etc.

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wiederholung: zu, nach, in, an, auf

Slide 2 - Tekstslide

Man gebraucht "zu":
Bij het gaan ...
A
naar landen met lidwoord
B
naar openbare gelegenheden
C
naar een eiland
D
naar links en rechts

Slide 3 - Quizvraag

Man gebraucht "nach":
Bij het gaan ...
A
naar landen met lidwoord
B
naar openbare gelegenheden
C
naar een eiland
D
naar links en rechts

Slide 4 - Quizvraag

Man gebraucht "auf":
Bij het gaan ...
A
naar landen zonder lidwoord
B
naar een personen
C
naar een eiland
D
in een gebouw

Slide 5 - Quizvraag

Man gebraucht "in":
Bij het gaan ...
A
naar land met een lidwoord
B
naar een stad
C
naar een persoon
D
naar een eiland

Slide 6 - Quizvraag

Man gebraucht "an":
Bij het gaan ...
A
naar land met een lidwoord
B
naar een meer
C
naar een persoon
D
naar een eiland

Slide 7 - Quizvraag

Welke zinnen zijn goed:

A
Ich fahre auf dem Berg.
B
Ich fahre in dem (in+dem) Berg.
C
Ich fahre zum (zu+dem) Berg.

Slide 8 - Quizvraag

Erklärung
  • Ich fahre auf dem Berg (m). --> Ik rij bijv. met de auto de berg omhoog.
  • Ich fahre in dem (in+dem) Berg (m). --> Ik rij bijv. met de auto in de tunnel onder de berg.
  • Ich fahre zum (zu+dem) Berg (m). -- > Ik rij bijv. naar de berg toe.

Slide 9 - Tekstslide

Wiederholung Regel: "Het gaan naar iets"
zu:       naar personen, openbare gebouwen
nach: naar links/rechts, naar landen/steden zonder lidwoord
in:       als je ergens naar binnen gaat bijv. een gebied met bergen
            (bijv. Alpen, Dolomiten), naar landen met een lidwoord
an:      naar rivieren, meren, zeen, stranden
auf:     naar eilanden, bergen --> Ich fahre auf die Insel Kreta. /
             Ich wandere auf den Berg (ik ga naar boven)

Slide 10 - Tekstslide