Examenwoorden klas 3 BB-KB

het geheel
A
alles bij elkaar
B
passen bij
C
te maken hebben met
D
enorm
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

het geheel
A
alles bij elkaar
B
passen bij
C
te maken hebben met
D
enorm

Slide 1 - Quizvraag

goedlopend
A
te maken hebben met
B
hoogstens
C
prettig leesbaar, met goede grammatica
D
laten zien

Slide 2 - Quizvraag

standaard
A
alles wat in een tekst staat
B
compleet
C
helemaal
D
zo als het altijd gaat

Slide 3 - Quizvraag

noodzakelijk

Slide 4 - Woordweb

mondeling

Slide 5 - Open vraag

handelen
A
door te praten
B
te werk gaan
C
ook nog
D
daarbij

Slide 6 - Quizvraag

Als je veel vette vis eet, krijg jeminder last van stress. Niet iedereen is overtuigd van deze bewering. Wat betekent bewering?
A
extra uitleg
B
reactie
C
mening
D
uitspraak

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent 'aansluiten bij'?
A
Met logische verbanden
B
Prettig leesbaar
C
Ergens bij passen
D
Verder lopen

Slide 8 - Quizvraag

weergeven
A
absoluut nodig
B
gevolg van iets
C
laten zien
D
het kunnen van iets

Slide 9 - Quizvraag

Vind de goede betekenis
Examenwoorden
In een pikkedonkere kamer kun je . . . . . . . . . hoe het is om blind te zijn.
De schrijvers . . . . . . . . . .  in hun boek naar een website. Daarop kan je meer informatie vinden.
Een samenvatting maak je snel door de belangrijkste zinnen met een gele stift te  . . . . . . . .
Mijn mentor gaf het . . . . . . . . . .  om kok te worden. Hij vindt dat dat beroep goed bij mij past.
Ik vergat na een treinreis uit te checken. Nu heb ik bij de NS een . . . . . . ingediend om geld terug te krijgen.
verwijzen
verzoek
ervaren
markeren
advies

Slide 10 - Sleepvraag

het advies
A
goede raad
B
hoe je tot een mening komt
C
verschillende
D
zekere

Slide 11 - Quizvraag

verwijzen
A
vraag aan iemand iets te doen
B
goede raad
C
zekere
D
noemen omdat het er mee te maken heeft

Slide 12 - Quizvraag

De gegevens
A
reactie
B
mening
C
iemand iets geven
D
informatie

Slide 13 - Quizvraag

echter
A
te werk gaan
B
maar
C
verschillende
D
toen

Slide 14 - Quizvraag

volgens
A
zo als iemand het zegt
B
verschillende
C
duidelijk worden
D
mening

Slide 15 - Quizvraag

betrekking hebben op
A
laten zien
B
te werk gaan
C
mening
D
te maken hebben met

Slide 16 - Quizvraag


Uit het onderzoek moet blijken of de verdachte inderdaad de dader van de inbraak is.
A
iemand die veel van iets weet
B
reactie
C
mening
D
duidelijk worden

Slide 17 - Quizvraag

Met 'de aanleiding' wordt bedoeld:
A
gebeurtenis
B
voorbeeld
C
effect
D
de reden waarom

Slide 18 - Quizvraag

volgens
A
maar
B
reactie
C
zoals iemand het zegt
D
mening

Slide 19 - Quizvraag

de opvatting
A
reden
B
mening
C
te werk gaan
D
zoals iemand het zegt

Slide 20 - Quizvraag

blijken
A
verschillende
B
mening
C
duidelijk worden
D
reactie

Slide 21 - Quizvraag