13. Bekijk afbeelding 2.20.Het beeld maakt een bewegelijke indruk.
Noemt twee aspecten van de voorstelling die de beweging in het beeld suggereren. Leg je antwoord uit.
Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:
- Het paard steigert en trappelt met de voorbenen in de lucht.
- De manen en de staart lijken te krullen in de wind.
- Onder het paard (uit de sokkel) zijn vlammende tongen te zien.
- Het gewaad van de ruiter hangt losjes om hem heen en lijkt te wapperen.
- De ruiter hangt achterover op het paard; dat is een inspannende houding.
- De meeste lichaamsdelen van de ruiter staat op spanning: een vuist is gebald, de andere arm is uitgestrekt, het gezicht is opzij gekeerd en de tenen zijn omhoog getrokken.