In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
OEFENTOETS - EXAMENVRAGEN -
IN BEWEGING
Slide 1 - Tekstslide
Vraag 1 Bekijk afbeelding 1. De paarden rennen. Noem twee aspecten van de voorstelling waaraan je kunt zien dat de paarden rennen.
Vooruit!
Slide 2 - Open vraag
Vraag 2 Bekijk afbeelding 1. Door de kleurcontrasten in dit schilderij vallen de paarden op. Noem een kleurcontrast en leg je antwoord uit.
Slide 3 - Open vraag
Vraag 3 Bekijk afbeelding 1. Ook door de ordening die Manet in dit werk aanbracht vallen de paarden en ruiters op. Leg aan de hand van de ordening uit dat de paarden en ruiters het meest opvallen in het werk.
Slide 4 - Open vraag
Vraag 4 Bekijk afbeelding 1. Als je als beschouwer vlak voor het schilderij staat, lijk je midden op de renbaan te staan. Noem een aspect van de vormgeving waardoor je als beschouwer midden op de renbaan lijkt te staan. Leg je antwoord uit.
Slide 5 - Open vraag
Vraag 5 Bekijk afbeelding 1 en figuur 1. De horizon is op de juiste hoogte aangegeven in:
A
schema I.
B
schema II.
C
schema III.
Slide 6 - Quizvraag
Vraag 6 Bekijk afbeelding 2. Futuristen hielden zich bezig met vooruitgang. Noem twee aspecten van de voorstelling die vooruitgang verbeelden.
Op afbeelding 2 zie je het schilderij Elasticiteit dat de Italiaanse schilder Boccioni in 1912 maakte. Het verbeeldt een ruiter op een paard. Boccioni behoort tot de groep kunstenaars die futuristen wordt genoemd.
Slide 7 - Open vraag
Vraag 7 Bekijk afbeelding 2. Boccioni heeft op meerdere manieren beweging gesuggereerd. Noem twee aspecten van de vormgeving die beweging suggereren. Leg beide antwoorden uit.
Slide 8 - Open vraag
Vraag 8 Bekijk figuur 2. Leg uit waarom deze foto's informatief waren voor de futuristen. Betrek figuur 2 in je antwoord.
Fig. 2 Futuristen zochten naar een manier om de beweging van mens en dier in hun werk vast te leggen. Op figuur 2 zie je een serie foto's die de fotograaf Eadweard Muybridge in 1887 maakte. Hiermee legde hij de bewegingen van een paard met ruiter vast.
Slide 9 - Open vraag
Vraag 9 Bekijk afbeelding 2. Het werk wordt gerekend tot het futurisme vanwege het:
A
abstracte karakter.
B
dynamische karakter.
C
naturalistische karakter.
Slide 10 - Quizvraag
Vraag 10 Vergelijk afbeelding 1 en 2. Beide schilderijen verbeelden beweging, maar op een andere manier. Leg het verschil uit en betrek in je antwoord beide schilderijen.
Slide 11 - Open vraag
Vraag 11 Vergelijk afbeelding 3 met afbeeldingen 4, 5 en 6. Noem drie kenmerken van het strandbeest van Theo Jansen die je ook ziet bij de krab.
Sinds 1990 maakt de Nederlandse kunstenaar Theo Jansen strandbeesten.
Op afbeelding 3 zie je een krab.
Op afbeelding 4, 5 en 6 zie je verschillende aanzichten van een van Jansens strandbeesten, de Animaris Adulari.
Gejaagd door de wind
Slide 12 - Open vraag
Vraag 12 Bekijk afbeelding 4, 5 en 6. Noem twee kenmerken van het strandbeest waardoor het in beweging kan komen.
Slide 13 - Open vraag
Vraag 13 Bekijk afbeelding 4, 5 en 6. Noem twee kenmerken van een zandstrand waardoor het geschikt is om een strandbeest te laten bewegen.
Slide 14 - Open vraag
Afb. 7
Afb. 8
Slide 15 - Tekstslide
Vraag 14 Bekijk afbeelding 7 en 8. Jansen doet hier onderzoek naar het materiaal. Noem een aspect van het materiaal dat Jansen hier onderzoekt.
Om strandbeesten te kunnen bouwen deed Jansen veel onderzoek en experimenten. Op afbeelding 7 en 8 zie je voorbeelden van proefjes.
Slide 16 - Open vraag
Vraag 15 Bekijk afbeelding 4 t/m 8. Er is kennis van techniek nodig om deze strandbeesten te laten voortbewegen. Geef voor deze bewering een argument.
Slide 17 - Open vraag
Vraag 16 Bekijk afbeelding 4, 5 en 6. Een strandbeest is een
A
aerodynamisch object.
B
objet trouvé
C
kinetisch object.
Slide 18 - Quizvraag
Vraag 17 Geef twee redenen die Jansen kan hebben om zijn strandbeesten namen te geven.
Jansen geeft elk strandbeest een eigen Latijnse naam, zoals alle diersoorten die krijgen. Als de strandbeesten kapotgaan, bewaart hij ze op een 'strandbeestenkerkhof'.
Slide 19 - Open vraag
Vraag 18 Geef twee redenen die Jansen kan hebben om zijn strandbeesten te bewaren.