‘Ik ben hier en daar, ik ben goed en slecht. Ik ben niet half, ik ben dubbel.’
De laatste zin wijst op een centrale vraag in de roman: wie bepaalt er wie Belg is en wie niet? Soumia is, met haar dubbele nationaliteit, Belgische. Toch weet ze dat ze niet zo (door iedereen) gezien wordt, zoals blijkt uit de passages waarin ze fantaseert over hoe het zou zijn om te solliciteren onder de volgens haar ultiem Vlaamse naam Sarah De Witte.
Een baan vindt Soumia uiteindelijk bij kruidenier Hassan, voor wie ze boodschappen bij klanten bezorgt. En zo belandt ze dan eindelijk bij Luc voor de deur, terwijl ze zichzelf vertelt wat niemand haar wil laten geloven: ‘Ik ben een gewone vrouw, ik ben een gewone vrouw, ik ben een gewone vrouw.’