Lezen blok 3 2KT

Lezen - Blok 3
2KT
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Lezen - Blok 3
2KT

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen:

Noem de vijf tekstdoelen. Zet ze onder elkaar.

Slide 2 - Open vraag

Theorie (tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen)
Tekstdoelen
Tekstsoorten
Tekstvormen
informeren
de lezer iets nieuws vertellen
informerende tekst
verslag,  nieuwsbericht, enz.
overtuigen
een mening geven en uitleggen waarom die mening waar is.
overtuigende tekst
boekbespreking, ingezonden brief, klachtenbrief, enz.
overhalen
de lezer overhalen iets te doen.
aansporende tekst
advertentie, poster, oproep, enz.
amuseren
de lezer vermaken of laten lezen voor zijn plezier.
amuserende tekst
stripboek, roman, toneelstuk, enz.
uitleggen
de lezer uitleggen hoe iets zit of hoe je iets doet.
uitleggende tekst
recept, instructie, handleiding, enz.
Ezelsbruggetje
Zo haal je 'tekstsoort' en 'tekstvorm' niet meer door elkaar:
'tekstVorm' heeft een V in zich, die staat voor 'voorbeeld'!
Belangrijk!
Een tekst kan meer tekstdoelen hebben maar er is altijd één tekstdoel het belangrijkst

Slide 3 - Tekstslide

Tekstdoel
Tekstsoort
Tekstvorm
overhalen
amuseren
amuserende tekst
aansporende tekst
informerende tekst
informeren
overtuigen
overtuigende tekst
krantenartikel
klachtenbrief
advertentie
uitleggen
uitleggende tekst
leesboek

Slide 4 - Sleepvraag

Theorie (informerende en uitleggende tekst)
= lijken op elkaar, maar zijn toch anders.


tekstdoel
tekstsoort
tekstvorm
informeren = 
de lezer iets nieuws vertellen
informerende tekst
nieuwsbericht, tijdschriftartikel, verslag, werkstuk, folder
uitleggen = 
de lezen uitleggen hoe iets zit of hoe je iets doet.
uitleggende tekst
schoolboektekst, recept, handleiding, gebruiksaanwijzing

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de tekstsoort van onderstaande tekstvorm?

folder
A
informerende tekst
B
uitleggende tekst

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de tekstsoort van onderstaande tekstvorm?

recept
A
informerende tekst
B
uitleggende tekst

Slide 7 - Quizvraag

Theorie (instructies)
= voorbeeld van een uitleggende tekst
= uitleg hoe je iets moet doen.
Kenmerken:
  • uitleg in stappen
  • in de stappen staan volgordewoorden: eerst, daarna, ...
  • elk woord begint met een werkwoord
  • afbeeldingen maken stappen duidelijk
voorbeeld
  1. Maak de muren schoon met schoonmaakmiddel.
  2. Vul de gaten met plamuur.

Slide 8 - Tekstslide

Welke kenmerken van een instructie
zie je allemaal in de afbeelding
hiernaast?

Slide 9 - Open vraag

Wat zijn hoofdzaken en bijzaken?
A
hoofdzaken: belangrijkste informatie bijzaken: minder belangrijke dingen
B
hoofdzaken: minder belangrijke dingen bijzaken: belangrijkste informatie

Slide 10 - Quizvraag

Waar in een alinea staat
vaak de hoofdzaak?

Slide 11 - Open vraag

Theorie (hoofdzaken, bijzaken, kernzin)
Hoofdzaak = de belangrijkste informatie in een tekst.
Bijzaak = de minder belangrijke dingen. Helpen je om de tekst beter te begrijpen.

Kernzin = meestal de eerste of de laatste zin van
 een alinea. Bevat de hoofdzaak. In de andere 
zinnen staan bijzaken. Ze geven uitleg / 
voorbeelden bij de kernzin.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Wat is een kernzin?
A
De kernzin staat altijd onderaan de tekst
B
In de kernzin staat de belangrijkste informatie uit een alinea
C
In de kernzin staat het belangrijkste uit de hele tekst
D
De kernzin is de zin in het midden van een tekst. Daarom heet het ook KERNZIN...

Slide 14 - Quizvraag

Een kernzin is dus een hoofdzaak. Na de kernzin komt dus...
A
Een bijzaak
B
Een hoofdzaak
C
Een nieuwe alinea

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag!
Maken: Blok 3 Lezen: 3.12 

Weektaak: 3.12 en 3.13 (9.1-3 en 10.1-3 mag je overslaan)

Slide 16 - Tekstslide