Grammatica: bijvoegelijk naamwoord

Grammatica
Bijvoegelijk naamwoord 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Bijvoegelijk naamwoord 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een bijvoegelijk naamwoord? 
Bijvoegelijk naamwoorden zeggen iets over het zelfstandige naamwoord. Ze staan meestal ook voor het zelfstandige naamwoord. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht
Schrijf de bijvoeglijke naamwoord (en) op. 
Schrijf de antwoorden onder elkaar!

Slide 5 - Tekstslide

De oude man kocht toch nog
een nieuwe fiets

Slide 6 - Open vraag

Die stille jongen kreeg
een prachtig boek.

Slide 7 - Open vraag

In die drukke straat stonden veel
nieuwe huizen

Slide 8 - Open vraag

Jan fietste met een grote vaart over dat kleine bruggetje.

Slide 9 - Open vraag

Dat nieuwe boek in die grijze
kaft is prachtig.

Slide 10 - Open vraag

Ik lust geen koude chocolademelk.

Slide 11 - Open vraag

Er stonden veel rode rozen en witte lelies in die verwaarloosde tuin.

Slide 12 - Open vraag

In het donkere bos stonden heel wat oude dennen.

Slide 13 - Open vraag

De oude man scheen angstig.

Slide 14 - Open vraag

Er zwom een oranje vis in die
kleine vijver.

Slide 15 - Open vraag

Ze gingen allemaal naar het
nieuwe zwembad.

Slide 16 - Open vraag

Er zat paarse inkt in die
blauwe inktpot.

Slide 17 - Open vraag

Mijn moeder houdt van oude kaas.

Slide 18 - Open vraag

In dat donkere bos word ik bang.

Slide 19 - Open vraag

De ondeugende jongens hadden een groot vuur gemaakt.

Slide 20 - Open vraag

Dat verwaarloosde huis stort bijna in.

Slide 21 - Open vraag

Er liep een witte muis door de kamer.

Slide 22 - Open vraag

Onze grijze kat had hem meteen te pakken.

Slide 23 - Open vraag

Er liggen weer veel oude bladeren op ons nieuwe tegelpad.

Slide 24 - Open vraag

Zijn tuin staat vol oude bomen en bloeiende planten.

Slide 25 - Open vraag

De beste stuurlui staan aan wal.

Slide 26 - Open vraag

De kundige kapitein trok zich daar niets van aan.

Slide 27 - Open vraag

Hij stuurde zijn nieuwe schip de
nauwe sluis in.

Slide 28 - Open vraag