opgave 3.6

Opgave 3.6
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Opgave 3.6

Slide 1 - Tekstslide

Opgave 3.6
  1. € 100.000,-  De volledige schuld zal nog moeten worden terug betaald.
  2. Lang vreemd vermogen. Het is een schuld voor 10 jaar, dat is meer dan 1 jaar
  3. € 100.000,- / 10 = € 10.000,- aflossing per jaar. Na 3 jaar is er  € 10.000,-  x 3 = € 30.000,- afgelost. De schuld is dan nog       € 100.000,- -/- € 30.000,- = € 70.000,-
  4. Nee, je betaald geld terug dat je eerder hebt gebruikt. De kosten zijn de eventuele rente, dat is wat je extra betaald. 

Slide 2 - Tekstslide

Permanentie toe passen
Met het toepassen van permanentie geef je aan over welke periode je de kosten berekend en over welke periode je een resultatenrekening maakt. 
Als je een permanentie toe past met maandelijkse resultatenbepaling, reken je met kosten als maandelijkse bedragen en stel je dus ook iedere maand een resultatenrekening op.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Opgave 3.6   
6. Dan moet ik weten hoeveel rente ik zou moeten betalen over de eerste maand. Dat is enkelvoudige interest, dus maak ik gebruik van de K x i x p formule.
€ 100.000,- x 0,06 x 1/12 = € 500,-

Slide 5 - Tekstslide

opgave 3.6
7. De rente behoort tot kort vreemd vermogen. Er staat dat ik aan het einde van ieder jaar de rente betaal, dus is de schuld korter dan een jaar.

8. De kosten zijn voor 1 maand dus  
€ 100.000,- x 0,06 x 1/12 = € 500,- Dit keer gelijk aan mijn betalingverplichting, maar dat is niet altijd zo. 

Slide 6 - Tekstslide

Opgave 3.6
9. Op 30 juni zijn er 6 maander verstreken waarin de betalingsverplichting voor de rente per maand € 500,- is. Mijn totale betalingsverplichting voor de rente is 
6 x € 500,- = € 3.000,-

Slide 7 - Tekstslide

Opgave 3.6 
10. Interestkosten: € 100.000,- x 0,06 x 1/12 = € 500,-

11. In 2017 is mijn schuld nog € 70.000,- . 
Er is immers 3 x € 10.000,- afgelost.
Mijn rentekosten zullen dan zijn ( K x i x p) 
€ 70.000,- x 0,06 x 1/12 = € 350,-

Slide 8 - Tekstslide

Opgave 3.6
12. De lening staat met het bedrag wat er nog niet is afgelost op de balans, dat is in 2019 € 70.000,- 

13. Ik moet nog 6 maanden rente betalen. De rente kosten per maand waren € 350,- . Dus 6 x € 350,- = € 2.100,-  Dit komt te staan op de balanspost nog te betalen interest. 

Slide 9 - Tekstslide

Opgave 3.6 
De kosten is alleen de rente per jaar. 
De betalingen is de rente + aflossing. 
jaartal 
2016
2017
2018
2019
Kosten
€ 6.000,-
€ 5.400
€ 4.800,-
€ 4.200,-
Betalingen
€ 16.000,-
€ 15.400,-
€ 14.800,-
€ 14.200,-

Slide 10 - Tekstslide

LET OP!
Kijk goed in de vraag naar de permanentie en of er achteraf of vooraf interest wordt betaald. 

Slide 11 - Tekstslide

Vooraf betaalde interest (opgave 3.8)

In opgave 3.8 hebben ze het over vooruitbetaalde interest. Je gebruikt dan de balanspost vooruitbetaalde interest, deze staat aan de debet zijde van de balans. Hier begin je met het wat je aan het begin van het jaar hebt betaald, en naarmate de tijd verder gaat, staat er minder op deze balanspost

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
Schuld € 100.000,-  rente 6 % vooruitbetaald
Januari vooruitbetaalde bedragen: € 6.000,-
Februari vooruitbetaalde bedragen: € 5.500,- 

Slide 13 - Tekstslide