3. Bedrijfscultuur

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welke van de volgende redenen is géén motief om te werken?
A
Sociale contacten opbouwen
B
Sociale contacten opbouwen.
C
Meer tijd voor hobby's creëren.
D
Jezelf ontwikkelen (ontplooien).

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn arbeidsomstandigheden?
A
De regels over hoeveel loon je krijgt.
B
Het type contract dat je krijgt van je werkgever.
C
De fysieke en mentale omstandigheden waaronder werknemers werken.
D
Het aantal vakantiedagen dat je hebt.

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn arbeidsvoorwaarden?
A
Het aantal uren dat je mag werken.
B
De veiligheidseisen op de werkvloer.
C
De regels die gelden voor gevaarlijk werk.
D
De afspraken tussen werkgever en werknemer over loon, werktijden en vakantiedagen.

Slide 7 - Quizvraag

Wie is een werknemer?
A
Iemand die leidinggeeft aan een bedrijf.
B
Iemand die wetten opstelt voor de overheid.
C
Iemand die werkt voor een werkgever in ruil voor loon.
D
Iemand die belasting int voor de overheid.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen brutoloon en nettoloon?

Slide 9 - Open vraag

Wat staat er in artikel 1 van de Nederlandse Grondwet?

Slide 10 - Open vraag

Wat is een arbeidscontract?
A
Een afspraak tussen werknemer en overheid
B
Een schriftelijke overeenkomst tussen werkgever en werknemer
C
Een mondelinge afspraak tussen twee werknemers
D
Een document dat alleen de werkgever ondertekent

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent CAO?
A
Collectieve ArbeidsOvereenkomst
B
Centrale Arbeidsorganisatie
C
Collectieve ArbeidsOptie
D
Centrale Administratie Overeenkomst

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een van de inhoudingen op brutoloon?
A
Eindejaarsbonus
B
Vakantiegeld
C
Reiskostenvergoeding
D
Belasting

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Bedrijfscultuur zijn waarden, normen, gewoonten en omgangsvormen in een bedrijf
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Arbeidsverhouding is de relatie met je collega's en met je leiding
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Welke soorten leidinggevenden zijn er?

Slide 33 - Open vraag

Wie heeft een autoritaire manier van leidinggeven?
A
Bart die alles met zijn personeel overlegt.
B
Helen die over beslissingen laat stemmen.
C
Brandweer commandant Ton die de leiding neemt bij een ontruiming.

Slide 34 - Quizvraag

Fred overlegt en beslist veel dingen samen met zijn verkopers, dan blijven ze volgens hem goed gemotiveerd.
A
Autoritaire stijl
B
Democratische stijl

Slide 35 - Quizvraag

Welke stijl van leidinggeven herken je
in de plaatjes?
A
democratische stijl
B
autoritaire stijl
C
de raadplegende stijl
D
geen stijl

Slide 36 - Quizvraag

Welke stijl van leidinggeven is volgens jou het meest geschikt voor de brandweer? Leg uit.

Slide 37 - Open vraag

De democratische en raadplegende stijl van leidinggeven lijken op elkaar. Maar wat is een belangrijk verschil tussen beide?

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Tekstslide