Thema 5 Herhaling

B4
Herhaling thema 5
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

B4
Herhaling thema 5

Slide 1 - Tekstslide

BS 1: Ecologie
  • Levensgemeenschap: alle populaties binnen een ecosysteem
  • Biotische factoren: levend
  • Abiotische factoren: levenloos
  • Ecosysteem: begrensd gebied met wisselwerking biotische en abiotische factoren

Slide 2 - Tekstslide

BS 2: Relatie binnen ecosystemen: Concurrentie
Concurrentie (competitie): de strijd om voedsel, partners, ruimte of licht.

  • De niche is de rol die een bepaalde populatie speelt in het geheel van relaties in een ecosysteem

Slide 3 - Tekstslide

BS 2: Relatie binnen ecosystemen: Coöperatie
Coöperatie (samenwerking) gebeurt tussen veel soorten: Symbiose
  • Mutualisme (beide soorten voordeel)
  • Commensalisme (1 soort voordeel, 1 soort geen voor- of nadeel)
  • Parasitisme (1 soort voordeel, 1 soort nadeel)

Slide 4 - Tekstslide

BS 2: Dynamiek van een populatie
De populatiedichtheid geeft het gemiddelde aantal individuen per oppervlakte- of volume-eenheid aan.
  • Te hoog: uitputting, snelle verspreiding van ziekten
  • Te laag: voortplantingskansen worden sterk verkleind
Dichtheidsafhankelijke factoren zijn afhankelijk van de populatiedichtheid (predatie/parasitisme/ziekten/voedselconcurrentie). 
Dichtheidsonafhankelijke factoren worden veroorzaakt door het klimaat.

Slide 5 - Tekstslide

BS 2: Exoten

Slide 6 - Tekstslide

exoten en niche
  • wanneer een exoot een nieuwe niche inneemt, is de kans groot, dat de exoot overleeft/uitbreidt
  • wanneer de exoot dezelfde niche inneemt als een inheemse soort treedt concurrentie op, als de exoot wint zal hij zich kunnen handhaven/verspreiden (invasieve exoot) ten koste van de inheemse soort(en)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

BS 5.4 Veranderende ecosystemen
Successie is een proces waarbij binnen een bepaalde tijd een zichtbare verandering in de soortensamenstelling plaatsvindt binnen een habitat. 

Op den duur ontstaat er een stabiele levensgemeenschap. Hierin blijft de soortensamenstelling gedurende een langere periode hetzelfde, dit noem je het climaxstadium.


Slide 9 - Tekstslide

eerste planten die zich vestigen op kale grond vormen een pionierstadium, herkenbaar aan pioniersoorten zoals klaprozen en distels.

Slide 10 - Tekstslide

5.4 Kenmerken van een pionierstadium
  • Beperkte biodiversiteit (weinig verschillende planten- en diersoorten)

  • Bodem bevat weinig plantenresten (humus), voedselarm

  • Planten blootgesteld aan grote schommelingen in abiotische factoren (temperatuur, lichtintensiteit, wind)

  • Meeste planten zijn eenjarig en overleven als zaadje en hebben weinig concurrentie van andere soorten

Slide 11 - Tekstslide

5.4 Kenmerken van successie
  • Toename van biodiversiteit van zowel planten als dieren
  • Er ontstaat een gelaagde begroeiing (bodembedekkers, kruiden, struiken, bomen)
  • Eenjarigen worden vervangen door meerjarigen, kruiden door houtige gewassen
  • De bodem verandert van humusarm naar humusrijk (voedselrijk)
  • Netto toename van biomassa (door CO2-opname)

Slide 12 - Tekstslide

5.4 Evenwicht
Populaties leven in evenwicht met elkaar.
Bijv.: Konijnen en planten. 
Meer konijnen -> minder planten -> minder konijnen -> planten kunnen terug groeien -> populatie konijnen stijgt weer.

Door een grote verandering (brand, ziekte, overstroming etc.) kan een evenwicht anders komen te liggen. Overgang naar andere situatie noem je het omslagpunt



Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Examenopgave -> vergelijkbaar met toets
Blz. 150
Opdracht 3-4-5-6

Slide 14 - Tekstslide