H1: Hoeveel verdien je eraan? 1.2 De winkelier wil winst (plein M editie 4) Deel 2

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Hoeveel verdien je eraan?

1.2 De winkelier wil winst


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Hoeveel verdien je eraan?

1.2 De winkelier wil winst


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?


  • Herhalen Theorie 1.2 producten maken
  • Deel 2 Theorie 1.2 De winkelier wil winst
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen vorige les
Leerdoelen:

Je weet nu:

  • wat het verschil is tussen afzet en omzetmen welke productiefactoren bedrijven gebruiken bij het produceren √
  • hoe je de brutowinst moet berekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel geld komt er binnen?
De afzet
Het aantal producten dat een winkel verkoopt.


De omzet of verkoopopbrengst
Het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt 
door de verkoop van producten.





Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omzet berekenen
Je berekent de omzet als volgt.




De afzet is: 430 ijsjes
De verkoopprijs is: €2,25 per ijsje

De omzet is 430 × € 2,25 = €967,50











Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groot inkopen
Een winkelier moet de goederen in de winkel eerst zelf kopen.


Het totaalbedrag dat een winkelier betaalt voor de inkoop van goederen noem je de inkoopwaarde.

INKOOPWAARDE = afzet x inkoopprijs
De inkoopwaarde haal je van de omzet af.

Wat overblijft is de brutowinst.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brutowinst berekenen
Je berekent de brutowinst als volgt.










De omzet is: €24.800
De inkoopwaarde is: €9.600
De brutowinst is € 24.800 - € 9.600 = €15.200

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.2 De winkelier wil winst
Leerdoelen:

Aan het einde van deze les 

  • weet je wat bedrijfskosten zijn en kun je voorbeelden geven
  • kun je de nettowinst berekenen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 1 blz 15:

Omcirkel het juiste antwoord en leg je keuze uit.
Voor de groentehandelaar in bron 6 / bron 7, want.......

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2 blz 16

a. Wat is afzet

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2 blz 16

2b Wat is de omzet

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 16:

a Aantal verkochtte stuks: 55
Verkoopprijs per stuk: € 45,--
Wat is de afzet?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 16:

b Wat is de verkoopprijs?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 16:

c Aantal verkochtte stuks: 55
Verkoopprijs per stuk: € 45,--
Bereken de omzet.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 16:

a. Verkochte boeken: 330 stuks
Gemiddelde verkoopprijs :€ 28,--
Bereken de omzet.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 16:

b. Tarik verkoopt 95 smoothies voor € 3,50 per stuk.
Bereken de omzet

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 16:

c. Leander verkoopt 14 fietsen voor € 780,-- per stuk.
Bereken de omzet

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5 blz 17:

a Wat is de inkoopwaarde ?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5 blz 17:

b. Als winkelier wil je de inkoopwaarde zo laag mogelijk houden. Leg uit waarom.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 6 blz 17

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 7 blz 17:

a Bereken Guus zijn omzet.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 7 blz 17:

b Bereken Guus zijn brutowinst.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 8 blz 17
Welke kosten zijn voorbeelden van bedrijfskosten?
A. afzet
B. electriciteit
C. inkoopwaarde
D. Reclame
 B+D

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijfskosten
Bedrijfskosten: alle kosten om je winkel te laten draaien 

bijvoorbeeld:     huurkosten
                                 electriciteitskosten
                                  personeelskosten
                                   etc.



Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nettowinst
Je berekent de nettowinst als volgt.






Formule Voorbeeld


Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten
Je hebt in een jaar een brutowinst behaald van € 95.000. De bedrijfskosten zijn
€ 49.000.
De nettowinst is € 95.000 – € 49.000 = € 46.000

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan het werk 
timer
20:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 9 t/m 13 op blz 18 +  19. Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 20 minuten de tijd
Klaar? 
Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Daarna help je een klasgenoot.

Slide 26 - Tekstslide

Sponsopdracht: 1b en c
Afsluiten
Leerdoelen:

Nu:

  • weet je wat het verschil is tussen afzet en omzet en hoe je de omzet berekent √
  • kun je de brutowinst berekenen √

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies