K1 SS7 chapter 2 Stones & writing, Grammar Revision

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Welcome ZK1A

STARTKLAAR?

• Ga op je plek zitten
• Doe je jas uit
• Telefoon in het Zakkie 
• Oortjes uit 
• Boek en etui op tafel
• Tas op de grond

Welcome ZK1C

STARTKLAAR?

• Ga op je plek zitten
• Doe je jas uit
• Telefoon in het Zakkie 
• Oortjes uit 
• Boek en etui op tafel
• Tas op de grond

PTO 2 - Week 6 - les 1

Today's mission:

• Stones
• Writing
• Vocabulary: Blooket

Stones

1. Magister

2. Leermiddelen

3. Stepping Stones online

4. Kies links: chapter 2 - Time for school

5. Kies rechts: slim stampen

6. Kies dan: Stones

7. Maak alle ZES de oefeningen die daar staan. 

woordvolgorde 

wie - doet - wat - waar - wanneer

Present Simple: writing

Je gaat zo in het Engels een gewone zin schrijven. Let goed op de voorwaarden:

1. Gebruik minstens 5 woorden.

2. Gebruik de present simple.

3. Schrijf een (verzonnen) feit.

4. Geef aan waar of wanneer het is.

5. Gebruik hoofdletters en punten.

1. Gebruik minstens 5 woorden.
2. Gebruik de present simple.
3. Schrijf een (verzonnen) feit over jezelf.
4. Gebruik hoofdletters en punten.

Present Simple: writing

Je gaat zo in het Engels een vraagzin schrijven. Let goed op de voorwaarden:

1. Gebruik minstens 5 woorden.

2. Gebruik de present simple.

3. Schrijf een (verzonnen) feit.

4. Geef aan waar of wanneer het is.

5. Gebruik hoofdletters en punten.

1. Gebruik minstens 5 woorden.
2. Gebruik de present simple.
3. Schrijf een vraagzin.
4. Gebruik hoofdletters en vraagteken.

Present Simple: writing

Je gaat zo in het Engels een ontkennende zin

schrijven. Let goed op de voorwaarden:

1. Gebruik minstens 5 woorden.

2. Gebruik de present simple in een ontkenning.

3. Schrijf een (verzonnen) feit.

4. Geef aan waar of wanneer het is.

5. Gebruik hoofdletters en punten.

1. Gebruik minstens 5 woorden.
2. Gebruik de present simple.
3. Schrijf een ontkennende zin.
4. Gebruik hoofdletters en vraagteken.

blooket

vocabulary chapter 2

Homework

Study:

Grammar chapter 2

Present Simple (vragen/ontkenningen) op blz. 108/110/133

Woordvolgorde op blz. 124/133 

PTO 2 - Week 6 - les 2

Today's mission:

• Grammar Revision
• - present simple
• - word order

What do you know about questions in the present simple?

The Present Simple

Questions in the Present Simple

               I like ice cream.     wordt      Do I like ice cream?

             Bob plays football.   wordt   Does Bob play football?

Om een vraagzin te maken, zet je het werkwoord 'do' vooraan in een zin.

Als het onderwerp he/she/it is, gebruik je 'does'. Kijk naar wat er gebeurt met de -s van de persoonsvorm!

The Present Simple

Questions in the Present Simple

Kies de juiste vraagzin.

My dog likes meat.

1. Does my dog like meat?
2. Does my dog likes meat?
3. Do my dog like meat?
4. Do my dog likes meat?

That tree looks 100 years old.

1. Do that tree looks 100 years old?
2. Does that tree looks 100 years old?
3. Does that tree look 100 years old?
4. Do that tree look 100 years old?

I always go to parties.

1. Does I always go to parties?
2. Do I always go to parties?
3. Does I always goes to parties?
4. Do I always goes to parties?

The Present Simple

Questions in the Present Simple

She is very beautiful.  wordt  Is she very beautiful?

In dit geval gebruik je dus niet do of doesn't.

Het werkwoord 'to be' is bijzonder. 

Als de persoonsvorm am, is, or are, is, wisselt het van plaats met het onderwerp.

The King of England is old.

1. Is the King of England old?
2. Does the King of England old?

I am at school.

1. Do I at school?
2. Am I at school?

The Present Simple

Questions in the Present Simple

They can make  bread.  wordt  Can they make bread?

In dit geval gebruik je dus niet do of doesn't.

Ook als de persoonsvorm can is, wisselt het van plaats met het onderwerp.

We can play together.

1. Do we play together?
2. Can we play together?

He can see his brother.

1. Can he see his brother?
2. Does he see his brother?

The old man always sits in his chair.

the old man always

in his chair?

Maak van deze normale zin een vraagzin: 

Do

Does

Is

sits

sit

sitting

Did

She is my best friend.

she 

my best friend?

Do

Does

Is

Be

Am

Are

Did

Make a quesion:
She is a nice girl.

Make a quesion:
The dog likes to play.

What do you know about negations in the present simple?

Negations

Negations

Negations

Negations

Negations

Do you know all the grammar for your test?

blooket

vocabulary chapter 2

Homework

Study for SO

Grammar 4, 5 & 6

Stones 6

Vocabulary chapter 2, F, G & H

Quizlet

chapter 2, H:  https://quizlet.com/_bwu2o7?x=1jqt&i=1fpsvo

chapter 2, F: https://quizlet.com/_8siiby?x=1jqt&i=1fpsvo

chapter 2, G: https://quizlet.com/_8siihz?x=1jqt&i=1fpsvo