Hoe leer je voor GS?

GS: Hoe leer je het?
3H1 speed course!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

GS: Hoe leer je het?
3H1 speed course!

Slide 1 - Tekstslide

Leren voor GS
  1. Creëer overzicht.
  2. Maak verbinding.
  3. Jaartallen? Sommige wel, grote gebeurtenissen, maar meeste niet. Wél handig: Tijdlijn... 
  4. Begrippen? Los leren leuk ,maar zonder verbinding veel minder nuttig... Leer begrippen aan de hand van de context.  

Slide 2 - Tekstslide

Aanleiding en oorzaken
Aanleiding is de aanzet, hoe begint iets?
Oorzaken zijn de voorwaarden: waarom gebeurt iets?
Aanleiding is dus geen oorzaak
Domino: stenen zijn de oorzaken, tikje tegen de eerste steen de aanleiding

Slide 3 - Tekstslide

Oorzaak - gevolg relaties
Oorzaken zijn de redenen waarom iets gebeurd is,
Aanleiding is de gebeurtenis die iets in gang zet: 
Het een leidt tot het ander.

Slide 4 - Tekstslide

Chronologie/tijdlijn
  • Biedt overzicht
  • Geeft oorzaken en gevolgen snel weer

Maar: 
Tijdbalk is géén samenvatting, dus is op zichzelf niet genoeg!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

LET OP:
Tijdbalk is dus GEEN samenvatting
Geeft samenhang tussen gebeurtenissen weer
overzicht in oorzaak-gevolg relaties
Geen uitleg begrippen 

Slide 7 - Tekstslide

Samenvattingen
- Samenvattingen geven een korte versie van een paragraaf
- Begrippenlijst per paragraaf kan helpen verbinding tussen         begrippen en gebeurtenissen weer te geven. 
- Meerdere vormen mogelijk, allemaal goed als het werkt voor       je!


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Afbeeldingen en Bronnen
  1. Bronnen en afbeeldingen geven informatie
  2. Vrijwel altijd toepassings- of inzichtvragen
  3. Beredeneer waar het over gaat, ook in bronnen en afbeeldingen kan je  signaalwoorden of kenmerken markeren/onderstrepen/omcirkelen

Slide 11 - Tekstslide

Bronnen

1. Beantwoord eerst de vraag zonder dat je de bron gebruikt.
2. Benoem exact wat je ziet of leest in de bron .
3. Geef daarover uitleg.
4. Vragen met bijvoorbeeld 1a en 1b moeten apart worden beantwoord, dus geen antwoord waar ik als docent a en b in moet zoeken.




Slide 12 - Tekstslide

Toets GS, hoe maak je die?
  1. Lees eerst de vragen rustig door en kijk wat je direct weet. Beantwoord de vraag kort in je hoofd. 
  2. Markeer de signaalwoorden (wát is eigenlijk de vraag?).

Slide 13 - Tekstslide

Toets GS, Hoe maak je die? 
  1. Weet je een vraag niet? Sla deze over! kom er na de rest van de vragen op terug. Geef in de toets wel DUIDELIJK aan waar welke vraag staat. De volgorde is minder belangrijk... 
  2. CONTROLEER per vraag of je deze beantwoordt (en dus niet en eigen interpretatie van de vraag...). 
  3. Lees na het maken van de toets deze én je antwoorden nogmaals door.

Slide 14 - Tekstslide

TIPS
  1. Gebruik je hoofd, vaak is je eerste ingeving (mits de vraag goed gelezen) goed, of in ieder geval de goede richting.
  2. Twijfel niet (teveel), maar controleer wel jezelf!
  3. Lees de test eerst 1 keer helemaal door, begin dán pas met het beantwoorden (twee keer gelezen is minder kans op verkeerde interpretatie)
  4. VRAAG HULP! Als een vraag je niet duidelijk is, vraag of je het goed hebt begrepen, dus niet inhoudelijk wát het antwoord is, maar wát staat er precies? Wát wordt er gevraagd? 

Slide 15 - Tekstslide

Tips
1. Als er om een tegenstelling wordt gevraagd benoem dan in het antwoord 2 verschillende onderwerpen.
2.  Als er om een verschil wordt gevraagd idem dito.
3. Als om de betekenis van een begrip wordt gevraagd en er staat ‘leg uit’ bij, schrijf dan zowel een ander woord voor het begrip als vervolgens een uitleg op.
4. Vragen moeten altijd in volledige zinnen worden beantwoord.

Slide 16 - Tekstslide