In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Hoe leer je voor een test geschiedenis?
Chronologie, oorzaak-gevolg,
Jaartallen?
Tips
Slide 1 - Tekstslide
Chronologie/tijdlijn
Biedt overzicht
Geeft oorzaken en gevolgen snel weer
Maar:
Tijdbalk is géén samenvatting, dus is op zichzelf niet genoeg!
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Leren voor GS
Creëer overzicht.
Maak verbinding.
Jaartallen? Sommige wel, grote gebeurtenissen, maar meeste niet. Wél handig: Tijdlijn...
Begrippen? Los leren leuk ,maar zonder verbinding veel minder nuttig... Leer begrippen aan de hand van de context.
Slide 5 - Tekstslide
Samenvattingen
- Samenvattingen geven een korte versie van een paragraaf - Begrippenlijst per paragraaf kan helpen verbinding tussen begrippen en gebeurtenissen weer te geven. - Meerdere vormen mogelijk, allemaal goed als het werkt voor je!
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Afbeeldingen en Bronnen
Bronnen en afbeeldingen geven informatie
Vrijwel altijd toepassings- of inzichtvragen
Beredeneer waar het over gaat, ook in bronnen en afbeeldingen kan je signaalwoorden of kenmerken markeren/onderstrepen/omcirkelen
Slide 9 - Tekstslide
Oorzaak - gevolg relaties
Oorzaken zijn de redenen (langere termijn) waarom iets gebeurd is,
Aanleiding is de gebeurtenis die iets in gang zet:
Het een leidt tot het ander.
Slide 10 - Tekstslide
Aanleiding en oorzaken
Aanleiding is de aanzet, hoe begint iets?
Oorzaken zijn de voorwaarden: waarom gebeurt iets?
Aanleiding is dus geen oorzaak
Denk aan Domino: De dominostenen zijn de oorzaken, het tikje tegen de eerste steen is de aanleiding
Slide 11 - Tekstslide
Testen, hoe maak je die?
Lees eerst de vragen rustig door en kijk wat je direct weet. Beantwoord de vraag kort in je hoofd.
Markeer eventueel de signaalwoorden (wat wordt er nou precies gevraagd?).
Slide 12 - Tekstslide
Testen, hoe maak je die?
Weet je een vraag niet? Sla de vraag over! Kom er na de rest van de vragen op terug. Geef in de test wel DUIDELIJK aan waar welke vraag staat. De volgorde van de vragen op het antwoordblad is niet belangrijk zolang ze maar goed genummerd zijn...
CONTROLEER per vraag of je deze beantwoordt (en dus niet jou eigen interpretatie van de vraag...).
Lees na het maken van de test deze én je antwoorden nogmaals door.
Slide 13 - Tekstslide
Tips op een rijtje
Gebruik je hoofd, vaak is je eerste ingeving (mits de vraag goed gelezen) goed, of in ieder geval de goede richting.
Twijfel niet (teveel), maar controleer jezelf wel!
Lees de test eerst 1 keer helemaal door, begin dán pas met het beantwoorden
VRAAG HULP! Als een vraag je niet duidelijk is, vraag of je het goed hebt begrepen, dus niet inhoudelijk wát het antwoord is, maar wát staat er precies? Wát wordt er gevraagd?
Slide 14 - Tekstslide
Een aantal oefenvragen
Slide 15 - Tekstslide
Een aanleiding is:
A
Ook de oorzaak
B
Dat wat bepaalde gebeurtenissen in gang zet
C
een reden om een oorlog te beginnen
D
het gevolg van de oorzaak
Slide 16 - Quizvraag
Een oorzaak is:
A
De reden dat een gebeurtenis/aanleiding bepaalde gevolgen heeft.
B
De reden waarom iets gebeurd moet.
C
de reden voor de aanleiding
D
De reden van oorlogen
Slide 17 - Quizvraag
Wat was het Verdrag van Versailles? (R)
A
Een verdrag dat gesloten werd in 1919
B
Een nieuwe grondwet in Frankrijk
C
Een wapenstilstand tussen Duitsland en Engeland
D
Een verdrag dat werd gesloten na de Tweede Wereldoorlog
Slide 18 - Quizvraag
Wanneer waren de roaring twenties? (R)
A
1920 - 1935
B
1919 - 1929
C
1914 - 1918
D
1929 - 1939
Slide 19 - Quizvraag
Wanneer begon de Grote Depressie? (R)
A
1929
B
1925
C
1933
D
1919
Slide 20 - Quizvraag
Welke kenmerken van het stalinisme zijn te herkennen op het plaatje? (T,I)
A
censuur en collectivisatie
B
collectivisatie en persoonsverheerlijking
C
persoonsverheerlijking en terreur
D
terreur en censuur
Slide 21 - Quizvraag
Welke begrippen passen bij het dagboekfragment? (T)
A
censuur en persoonsverheerlijking
B
censuur en zuiveringen
C
showprocessen en persoonsverheerlijking
D
showprocessen en zuiveringen
Slide 22 - Quizvraag
Welk woord hoort niet bij het plaatje? (T)
A
Indoctrinatie
B
Propaganda
C
Persoonsverheerlijking
D
Collectivisatie
Slide 23 - Quizvraag
Welk kenmerk van Stalinisme herken je in de bron hiernaast? (T)