In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Niet-helpende gedachten school
Slide 1 - Tekstslide
Geef een omschrijving van niet-helpende gedachten.
Slide 2 - Open vraag
Geef een voorbeeld van het 5-schema.
Slide 3 - Open vraag
Lesdoelen
Leerlingen krijgen inzicht in hun eigen gedachten over school en schoolopdrachten.
Leerlingen beseffen dat niet-helpende gedachten een negatieve kettingreactie kunnen veroorzaken.
Leerlingen begrijpen dat als ze hun succes of falen toeschrijven aan factoren buiten hun controle, ze minder gemotiveerd raken.
Leerlingen leren hoe ze niet-helpende gedachten kunnen omzetten in helpende gedachten.
Slide 4 - Tekstslide
Wanneer jij bepaald gedrag laat zien, heeft dit altijd een gevolg.....
Slide 5 - Tekstslide
Oorzaken zoeken (causale attributie)
Causale attributie betekent dat we redenen bedenken voor waarom iets gebeurt.
Attributies (oorzaken) schrijven we toe aan:
Interne factoren: Dingen waar we zelf invloed op hebben (zoals inzet of voorbereiding).
Externe factoren: Dingen waar we geen controle over hebben (zoals pech of de moeilijkheid van de toets).
Slide 6 - Tekstslide
Leerling A zegt
De toets was gewoon te moeilijk, niemand kon dit halen.
Motivatie leerling?
Conclusie?
Als je denkt dat het aan iets buiten je controle ligt, zoals de moeilijkheid van de toets, voel je je machteloos en minder gemotiveerd om het de volgende keer beter te doen.
Leerling B
"Ik heb niet goed opgelet, ik kan het de volgende keer beter doen."
Motivatie leerling?
Conclusie?
Als je het aan jezelf toeschrijft, aan iets wat je kunt veranderen, blijf je gemotiveerd omdat je weet dat je meer kunt doen de volgende keer.
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht
Kies een niet-helpende 'schoolgedachte' en maak alleen of per twee de opdracht.
5-G schema maken
Oorzaak? (interne of externe oorzaken)
Motivatie?
huiswerk: noteer 3 niet-helpende gedachten, maak 5G schema, zet om in helpende gedachte.
Slide 8 - Tekstslide
Niet helpende gedachten school/schoolwerk
"Ik kan dit niet."
"Het is te moeilijk voor mij."
"Ik ben gewoon niet slim genoeg."
"Ik haal toch nooit een goed cijfer, dus waarom zou ik het proberen?"
"Iedereen is beter dan ik."
"Als ik een fout maak, zal iedereen me dom vinden."
"Het heeft geen zin, ik ga toch falen."
"Ik moet perfect zijn, anders telt het niet."
"De leerkracht heeft iets tegen mij, dus ik zal nooit slagen."
"Ik heb geen tijd om het goed te doen, dus ik kan het beter helemaal niet doen."
Slide 9 - Tekstslide
Hoe zou het je motivatie veranderen als je denkt dat je zelf invloed hebt op je prestaties, in plaats van dat je het aan externe dingen toeschrijft?