Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
grammatica woordsoorten periode 3 2V
Love to read!
timer
10:00
1 / 15
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
15 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Love to read!
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Grammatica woordsoorten
2V
Les 1, herhalen
lw, bn, zn, vz, ww, pvnw, bvnw, wed. vnw en wedig vnw
Slide 2 - Tekstslide
Hoeveel lidwoorden staan er in deze zin:
De vader en het kind zitten in een vliegtuig.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 3 - Quizvraag
Lid
woorden
De
(bepaald lidwoord)
Het
(bepaald lidwoord)
Een
(onbepaald lidwoord)
De
vader en
het
kind zitten in
een
vliegtuig.
Slide 4 - Tekstslide
Hoeveel zelfstandige naamwoorden staan er in deze zin:
Een zelfstandig naamwoord verwijst naar een mens, dier, plant, begrip of eigennaam.
A
2
B
4
C
5
D
6
Slide 5 - Quizvraag
Zelfstandig naam
woorden
Een zelfstandig
naamwoord
verwijst
naar
een
mens, dier, plant, begrip
of
eigennaam.
Kenmerken
:
Meestal staat er een lidwoord voor.
Meestal kun je er een meervoud van maken.
Meestal kun je er een verkleinwoord van maken.
Slide 6 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord
voegt
iets
bij
aan het
zelfstandig
naamwoord:
De auto - De
grijze
auto - De
kleine, grijze
auto - De
kleine, vieze, grijze
auto- De
kleine, vieze, oude, grijze
auto
Slide 7 - Tekstslide
Hoeveel voorzetsels staan er in deze zin:
Tijdens het feest werd ik aangevallen door de hond die uit zijn kennel was ontsnapt.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 8 - Quizvraag
in, onder, voor, aan, van, boven, onder,,,,,
Tijdens, gedurende, naar, na, bij...
Slide 9 - Tekstslide
Ik heb dat altijd al willen kopen.
Benoem in deze zin de zelfstandige werkwoorden (zww)
en de hulpwerkwoorden (hww).
A
heb, willen = hww kopen = zww
B
heb, willen, kopen = zww
C
heb, willen, kopen = hww
D
heb = hww willen, kopen = zww
Slide 10 - Quizvraag
Persoonlijk voornaamwoord
Ook als
meewerkend:
Ik geef aan
jou/hem/haar/jullie
.
Of als
lijdend voorwerp
(wie of wat + onderwerp +gezegde)
Ik zie
hen
zwaaien.
Slide 11 - Tekstslide
hun/hen
Ik geef aan
h
e
n
een brief (
m
e
t vz
)
Ik geef h
u
n een brief ('z
u
nder' vz)
Ik zie
hen
op het station (
lijdend vw
)
Slide 12 - Tekstslide
Dit is niet jouw mobiel en ook niet van hem, maar het is mijn mobiel.
Welke bezittelijk vnw zie je?
A
jouw
B
jouw, hem
C
jouw, mijn,
D
jouw, hem, mijn
Slide 13 - Quizvraag
Wederkerend voornaamwoord
Vergis jij je nu niet meer?
A
Vergis
B
jij
C
je
D
niet
Slide 14 - Quizvraag
Maak opdracht 1 en 2 op blz. 6 en opdr. 3 op blz. 8 van je grammaticaboekje
Slide 15 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
woordsoorten
November 2022
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
klas 2 - 28 september H5
September 2020
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
woordsoorten
November 2023
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
woordsoorten
Juni 2022
- Les met
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
woordsoorten
September 2023
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
woordsoorten
Juni 2022
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
woordsoorten
Januari 2023
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
woordsoorten
Januari 2021
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2