H20 - Persoonsvorm en onderwerp

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
20:00
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1E!

Vandaag...
- Dagopening
- Terugblik woordsoorten vs. zinsdelen
- Uitleg Grammatica hf. 20
- Aan de slag! 


Leerdoel:
Ik kan in een zin bepalen wat de persoonsvorm en het onderwerp is. 


Huiswerk 
Maandag 13 november:
H20, opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik:

Grammatica: de regels van een taal.

  • Officiële grammatica
  • Onofficiële grammatica

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik:

Grammatica: de regels van een taal.

  • Officiële grammatica: regels van een taal zijn vastgelegd.
  • Onofficiële grammatica: regels die niet op schrift zijn vastgelegd.

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik:

Ontleden is een manier om de grammatica van een taal te bestuderen. Je kijkt dan hoe de zinnen in elkaar zitten.
  • Taalkundig ontleden: 
  • Redekundig ontleden

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik:

Ontleden is een manier om de grammatica van een taal te bestuderen. Je kijkt dan hoe de zinnen in elkaar zitten.
  • Taalkundig ontleden: bij ieder woord kijken wat voor soort woord het is (woordsoorten)
  • Redekundig ontleden: kijken naar de functie van woorden in een zin (zinsdelen)

Slide 6 - Tekstslide

Wat weet je al?

Slide 7 - Tekstslide

Hieronder vind je een aantal woorden/groepjes woorden.
Maak hiermee zoveel mogelijk verschillende zinnen.
Gebruik in elke zin alle woorden/groepjes woorden.

Vorig jaar heb ik voor mijn vrienden een damtoernooi georganiseerd.

Slide 8 - Open vraag

Je kunt de persoonsvorm op drie manieren vinden. Weet je nog welke drie manieren er zijn?

Slide 9 - Woordweb

de persoonsvorm

De persoonsvorm vinden:
  1. Maak van de zin een vraag, het werkwoord vooraan in de zin is de persoonsvorm.
  2. Zet de zin in een andere tijd, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
  3. Verander het getal van de zin, maak van enkelvoud meervoud of andersom, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

Slide 10 - Tekstslide

"Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin."

De persoonsvorm =
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

"Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?"
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
D
Kees

Slide 12 - Quizvraag

Zin in zinsdelen verdelen


Zinnen bestaan uit zinsdelen. Zinsdelen zijn één of een groep woorden die bij elkaar horen. Je kunt een zinsdeel vooraan in de zin plaatsen: voor de persoonsvorm.

Bijvoorbeeld:
  • In Lord of the Rings / moet / de hobbit Frodo / een ring / vernietigen.
  • De hobbit Frodo / moet / een ring vernietigen / in Lord of the Rings.
  • Een ring / moet / de hobbit Frodo / vernietigen / in Lord of the Rings. 


Slide 13 - Tekstslide

Zinsdelen vinden

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen
Josefien wil zaterdag graag winkelen.

Doe dit door schuine strepen (/) tussen de zinsdelen te zetten.

Slide 16 - Open vraag

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen
Op woensdag gaan wij vaak boodschappen doen.

Doe dit door schuine strepen (/) tussen de zinsdelen te zetten.

Slide 17 - Open vraag

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen
Jan komt morgen een taartje eten.

Doe dit door schuine strepen (/) tussen de zinsdelen te zetten.

Slide 18 - Open vraag

Het onderwerp





Naast een persoonsvorm bevatten de meeste zinnen ook een onderwerp. Je vindt het onderwerp als volgt:
  • Stel de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm?
      > het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

VB: Mijn nichtjes hebben gisteren bij Jim een taart gebakken voor oma.
  • Vraag: Wie + pv? > Wie hebben?
  • Antwoord op de vraag: Mijn nichtjes
  • OW = Mijn nichtjes

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in deze zin?

De meeste leerlingen waren wel in voor een grapje
A
De meeste leerlingen
B
waren
C
wel in
D
voor een grapje

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?

Gisteren kwamen Kees en Monique op bezoek.
A
Gisteren
B
kwamen
C
Kees en Monique
D
op bezoek

Slide 21 - Quizvraag

Zoek de persoonsvorm. Verdeel de zin in zinsdelen. Benoem het onderwerp.
In Nederland zijn in 2014 weer wilde katten geboren.

Slide 22 - Open vraag

We lezen samen de theorie op blz. 82 t/m 85

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak van hoofdstuk 20: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar? 
Kies uit: extra opdrachten maken, lezen in je leesboek, 
gedicht afmaken, Numo
timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 13 november
H20: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7

Slide 25 - Tekstslide