3hd par 8.2 + 8.4 werkloosheid en valuta woe 7 juni

Welkom!
Paragraaf 8.2 en 8.4
Groeit de economie
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Paragraaf 8.2 en 8.4
Groeit de economie

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Leerdoelen
  • Herhaling paragraaf 8.2 (deel 1)
  • Lesstof paragraaf 8.2 (deel 2) werkloosheid + 8.4 valuta
  • Opdrachten maken uit boek
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen dat zowel door conjuncturele als structurele oorzaken werkloosheid kan ontstaan. 
  • Je kunt uitleggen wat inflatie is. 
  • Je kunt uitleggen dat internationale handel leidt tot vraag en aanbod van valuta en een verandering van de wisselkoers. 
  • Je kunt rekenen met wisselkoersen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoe noemen we de
omcirkelde beweging?

Slide 5 - Open vraag

Welke stelling is juist
A
De werkloosheid is laag in tijden van hoogconjunctuur
B
De werkgelegenheid is hoog in tijden van laagconjunctuur

Slide 6 - Quizvraag

Hoe noemen we de
blauwe lijn? En wat
geeft deze lijn aan?

Slide 7 - Open vraag

Kies het juiste antwoord.

Stelling l: In tijden van laagconjunctuur zijn de uitgaven van
consumenten hoog.
Stelling ll: In tijden van hoogconjunctuur is er vaak sprake van inflatie.
A
Stelling l is juist
B
Stelling ll is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Geen van beide stellingen zijn juist

Slide 8 - Quizvraag

Door de inzet van machines kan wel de productie stijgen. Hoe noemen we de factor die dan stijgt?
A
Inflatie
B
Conjunctuur
C
Werkloosheid
D
Arbeidsproductiviteit

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hoe noemen we de werkloosheid waarbij robots het werk van mensen overnemen?
A
Structurele werkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

8.4 Nederland en het buitenland

Slide 14 - Tekstslide

 Hoe betaal je in het buitenland?
Sinds 2002 hebben we in veel Europese landen de euro. Naast de euro zijn er nog ander munteenheden, ook wel valuta genoemd. 


Slide 15 - Tekstslide

Met welke vreemde valuta heb jij wel eens betaald of ken je?
Denk aan bijvoorbeeld vakantie(s). Noem er minimaal 2.

Slide 16 - Open vraag

Valuta en wisselkoersen
Voorbeelden van vreemde valuta/ munteenheden zijn: dollar,  pond, yen, rupia, Antilliaanse gulden, rand, Kuna, kroon. 

De wisselkoers is de prijs van een munteenheid uitgedrukt in een andere munteenheid. Bijvoorbeeld €1 = $1. De prijs komt tot stand door vraag en aanbod. Als er meer vraag is dan aanbod naar valuta, zal de wisselkoers stijgen. 

Slide 17 - Tekstslide

Op een bepaalde datum is de euro-dollarkoers €1 =$1,08. Een paar weken later is de koers €1 = $0,95. Welke munt is meer waard geworden?
A
Euro
B
Dollar

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Toetsstof 

8.4 Alleen wisselkoersen en valuta bla. 227

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag
Maken opdracht 
8.2: opdracht 20-23
8.4: opdracht 43-45

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk 
Maken opdracht 
8.2: opdracht 20-23
8.4: opdracht 43-45

Slide 23 - Tekstslide

Volgende les
Herhaling lesstof h3

Slide 24 - Tekstslide