Economieles 25-11

HALLO ALLEMAAL
Vandaag gaan jullie op een andere manier bezig met economie en de economie-opgaven. De volgende slides kan je steeds op je eigen tempo volgen. De opgaven die je hierin tegen komt maak je voor je zelf. Een rekenmachine mag je uiteraard (zoals altijd) gebruiken. Heel veel succes! 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

HALLO ALLEMAAL
Vandaag gaan jullie op een andere manier bezig met economie en de economie-opgaven. De volgende slides kan je steeds op je eigen tempo volgen. De opgaven die je hierin tegen komt maak je voor je zelf. Een rekenmachine mag je uiteraard (zoals altijd) gebruiken. Heel veel succes! 

Slide 1 - Tekstslide

Behoefte
is iets missen waarmee een wens vervuld kan worden

Slide 2 - Tekstslide

Consumeren
Het bevredigen van behoeften door:

- iets te kopen
iets te doen

Slide 3 - Tekstslide

Produceren
Om consumeren mogelijk te maken, moeten bedrijven of personen iets doen. 

 bedrijven:  zij produceren (maken) producten. Deze producten kosten geld

gezinnen: produceren is gratis. Gezinnen maken bijvoorbeeld thuis schoon, doen de afwas, plakken een band, etc. 

Slide 4 - Tekstslide

Productie:
We maken onderscheid tussen:
- Betaalde productie, iets doen of maken tegen betaling
- Onbetaalde prodcutie, iets doen of maken zonder betaald te worden

Slide 5 - Tekstslide

Onbetaalde productie
Betaalde productie

Slide 6 - Sleepvraag

Schaarste in geld
Je kunt niet alles kopen wat je wilt - je hebt niet voldoende geld
Je moet kiezen uit je behoeften doordat geld schaars is

Slide 7 - Tekstslide

Schaarste in tijd
Je kunt niet alles tegelijk!

Kiezen uit je behoeften doordat tijd schaars is.

Slide 8 - Tekstslide

Schaarste = er zijn te weinig middelen om in alle behoeften te voorzien. Welke twee middelen zijn schaars?

Slide 9 - Open vraag

productiefactoren
Voor het produceren (maken) van producten zijn er altijd drie dingen nodig:
Arbeid: noodzakelijke arbeid voor de productie

Kapitaalgoederen:  hulpmiddelen voor het produceren van producten, bijvoorbeeld machines.
Natuur: grondstoffen en energie voor productie

Zie hiernaast een voorbeeld van de drie zaken die nodig zijn bij het produceren van brood. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Wat is een voorbeeld van betaalde productie?
A
thuis de afwas doen
B
naar de kapper gaan
C
je eigen band plakken
D
thuis een tosti maken

Slide 12 - Quizvraag

Een kok maakt eten. Wat is een voorbeeld van de productiefactor kapitaalgoederen voor een kok?
A
De hulpkok die helpt bij het werk
B
Het gasfornuis
C
Het water uit de kraan
D
De oven

Slide 13 - Quizvraag

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 14 - Open vraag

Wat vond je van deze manier van werken?

Slide 15 - Open vraag

Dit deel van de les is nu klaar. Je kan nu verder met de opgaven van H2.4. Ben je hiermee klaar? Dan mag je iets voor jezelf doen

Slide 16 - Tekstslide