DUAB

DUAB - 11 april 2022
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

DUAB - 11 april 2022

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdzin vs. bijzin
Hoofdzin: subject + 1e verbum + rest +2e verum
Bijzin: subject + rest + 1e verbum + 2e verbum

Rest: tijd - manier - plaats

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf een hoofdzin

Slide 3 - Open vraag

Schrijf een hoofdzin en een bijzin.
Gebruik het voegwoord omdat

Slide 4 - Open vraag

Voegwoorden (conjuncties)
Voegwoorden geven een verband aan tussen twee zinnen, zinsdelen of woorden. 

Nevenschikkend voegwoord: tussen twee hoofdzinnen
Onderschikkend: tussen een hoofdzin en een bijzin.

Het voegwoord bepaald of het nevenschikkend of onderschikkend is.

Slide 5 - Tekstslide

HOOFDZIN + HOOFDZIN

nevenschikkend voegwoord.

Dit zijn: en, want, maar, of.
HOOFDZIN + BIJZIN

onderschikkend voegwoord.

Er zijn veel onderschikkende voegwoorden, zoals: omdat, zodat, doordat, als, dan, hoewel, tenzij, terwijl, toen, of.

Slide 6 - Tekstslide

Maak een samengestelde zin met 'en'.

Slide 7 - Open vraag

Maak een samengestelde zin met 'omdat'.

Slide 8 - Open vraag

Maak een samengestelde zin met 'Want'.

Slide 9 - Open vraag

Maak een samengestelde zin met 'maar'.

Slide 10 - Open vraag

Maak een samengestelde zin met 'terwijl'.

Slide 11 - Open vraag

Feedback schrijfopdracht verleden tijd

Verbeter de zin.

Slide 12 - Tekstslide

Vorige jaar Ik heb de Attack on titan Anime gekijkt.

Slide 13 - Open vraag

De Anime was heel goed en interessant omdat het verhaal was erg leuk.

Slide 14 - Open vraag

Mijn Moeder en ik zijn naar de supermarket gegrant.

Slide 15 - Open vraag

Wij hebben melk en eieren gekopt, omdat wij thuis pannenkoeken gemakt hebben.

Slide 16 - Open vraag

Zo, heb ik natuurlicht voor mijn moeder en voor mijn oma pannenkoeken gemakt.

Slide 17 - Open vraag

Op mij vakanties ik ging naar Spanje.

Slide 18 - Open vraag

Ook, mijn vader gedachte dat ik brak de TV.

Slide 19 - Open vraag

Ik heb mij vrienden gezien en ik heb geprate en een park.

Slide 20 - Open vraag

Mijn moeder gezien de show “how I met your mother” met ik.

Slide 21 - Open vraag

Ik geloofde dat Spanje was heet maar het was koud alsof Nederland.

Slide 22 - Open vraag

Ik ging naar mij favourite restaurant genaamd “Goiko”

Slide 23 - Open vraag

Laast week, heb ik naar een Spanje met mijn familie gegaan.

Slide 24 - Open vraag

Ik heb heel fotos op mijn camera maken.

Slide 25 - Open vraag

Schrijftoets opties bespreken 

 (tips en tricks)

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Denk aan:
Woordvolgorde + afwisseling
Voegwoorden en signaalwoorden
Hoofdletters (begin van een zin, namen)
Gebruik van verba
Details + adjectieven
Draft schrijven + kritisch bekijken (zinsbouw + verba!)

Slide 28 - Tekstslide

Wat hebben jullie nog nodig?
Waar willen jullie nog hulp bij?

Slide 29 - Open vraag

Wat willen jullie morgen tijdens de laatste les doen?

Slide 30 - Open vraag

Verbind de zinnen met elkaar. Gebruik één van de onderstaande voegwoorden. De zinnen moeten soms aangepast worden.
Opties: zolang - in plaats van - hoewel - na - zodra  
  1. Ze was ziek. Ze ging toch naar haar werk.
  2. Ik ben klaar met deze klus. Ik bel je direct.
  3. We kopen geen auto. Wij zullen een auto huren.
  4. Hij is twee weken op vakantie geweest. Hij is nu weer aan het werk.
  5. Melanie werkt in Purmerend. Melanie blijft in Purmerend wonen.
  6. De hele groep werkte tot het project klaas was. Ze stopten niet. 

Slide 31 - Tekstslide

ANTWOORDEN: Verbind de zinnen met elkaar. Gebruik één van de onderstaande voegwoorden. De zinnen moeten soms aangepast worden.
Opties: zolang - in plaats van - hoewel - na - zodra  


  1. Ze was ziek. Ze ging toch naar haar werk. - Hoewel ze ziek was, ging ze toch naar haar werk.
  2. Ik ben klaar met deze klus. Ik bel je direct. - Zodra ik klaar ben met deze klus, bel ik je direct.
  3. We kopen geen auto. Wij zullen een auto huren. - In plaats van een auto te kopen, zullen we er een huren.
  4. Hij is twee weken op vakantie geweest. Hij is nu weer aan het werk. - Na twee weken vakantie is hij nu weer aan het werk.
  5. Melanie werkt in Purmerend. Melanie blijft in Purmerend wonen. - Zolang Melanie in Purmerend werkt, blijft ze daar ook wonen.


Slide 32 - Tekstslide