1 vmbo-kgt thema 5.3 Waarneming en gedrag: Oren en ogen

Thema 5 Waarneming en gedrag
5.3 Oren en ogen
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 Waarneming en gedrag
5.3 Oren en ogen

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorige les: 5.2 De huid
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 5.3 Oren en ogen
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Koppel het juiste begrip aan het juiste voorbeeld.
Geluid
Elektrisch signaaltje
Gehoorzenuw
Oor
Zenuw
Zintuig
Impuls
Prikkel

Slide 3 - Sleepvraag

Zintuigen
Prikkels
ogen
oren
neus
tong
huid
muziek luisteren
Parfum ruiken
vuurwerk kijken
deken voelen

Slide 4 - Sleepvraag

welke laag is de hoornlaag van je huid?
A
binnenste laag
B
buitenste laag

Slide 5 - Quizvraag

Welke laag van de huid bestaat uit cellen die zich delen?
A
hoornlaag
B
kiemlaag
C
lederhuid

Slide 6 - Quizvraag

In je huid liggen meerdere zintuigen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Welke stof houdt haartjes op je huid soepel
A
zweet
B
eelt
C
talg

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je de delen van het oor benoemen met hun functie.
- kan je de bouw en werking van het oog beschrijven.

Slide 10 - Tekstslide

Inleiding
Bij oren denk je misschien alleen aan de oorschelpen.
Maar een groot deel van de oren ligt in je hoofd.

De ogen liggen goed beschermd in de oogkassen.

Slide 11 - Tekstslide

5.3 Oren en ogen
In de oren liggen de gehoorzintuigen.
Met je gehoorzintuigen neem je geluid waar.

Geluid bestaat uit trillingen van de lucht.
De oorschelp vangt deze trillingen op.
Daarna gaan de trillingen de gehoorgang in.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

5.3 Oren en ogen

Slide 14 - Tekstslide

5.3 Oren en ogen
oorschelp: vangt geluiden op

de geluiden gaan via de gehoorgang naar het trommelvlies
het trommelvlies gaat vervolgens trillen

in de gehoorgang liggen oorsmeerkliertjes die oorsmeer maken; dit houdt het trommelvlies soepel



Slide 15 - Tekstslide

5.3 Oren en ogen
Achter het trommelvlies bevindt zich de trommelholte.
In de trommelholte zitten de gehoorbeentjes.

Het trommelvlies brengt de gehoorbeentjes in trilling.
De gehoorbeentjes geven de trillingen door aan het slakkenhuis.

Slide 16 - Tekstslide

5.3 Oren en ogen
In het slakkenhuis liggen gehoorzintuigcellen.

Hierin worden impulsen gemaakt onder invloed van de geluidstrillingen.
Deze impulsen gaan via je gehoorzenuw naar je hersenen

Slide 17 - Tekstslide

5.3 Oren en ogen

Slide 18 - Tekstslide

5.3 Oren en ogen

De weg die geluid maakt:
oorschelp -> gehoorgang -> trommelvlies -> gehoorbeentjes -> slakkenhuis met gehoorzintuigcellen -> gehoorzenuw

Slide 19 - Tekstslide

5.3 Oren en ogen
buis van Eustachius
- verbindt de trommelholte met de keelholte
- bij slikken en gapen gaat deze buis open: hierdoor kan er lucht van de trommelholte naar de keelholte gaan en omgekeerd

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Wat is de functie van oorsmeer?
A
Gehoorgang verstoppen
B
trommelvlies soepel houden
C
Oorschelp soepel houden
D
Slakkenhuis soepel houden

Slide 22 - Quizvraag

De buis van Eustachius verbindt
A
de trommelholte met het middenoor
B
de oorschelp met de keelholte
C
het slakkenhuis met de trommelholte
D
de trommelholte met de keelholte

Slide 23 - Quizvraag

Hoe noemen we nummer 2?
A
oorschelp
B
gehoorgang
C
trommelvlies
D
Buis van Eustachius

Slide 24 - Quizvraag

De punaise
staat bij...
A
Trommelvlies
B
Gehoorbeentje
C
Oorschelp
D
Gehoorzenuw

Slide 25 - Quizvraag

De punaise
staat bij...
A
Oorzenuw
B
Trommelvlies
C
Oorschelp
D
Gehoorgang

Slide 26 - Quizvraag

De punaise
staat bij...
A
Gehoorbeentjes
B
Trommelvlies
C
Oorschelp
D
Gehoorgang

Slide 27 - Quizvraag

Waar wordt een geluidsprikkel omgezet in een impuls?
A
Oorschelp
B
Trommelvlies
C
Buis van Eustachius
D
Slakkenhuis

Slide 28 - Quizvraag

5.3 Oren en ogen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

5.3 Oren en ogen
bescherming van het oog:
- wenkbrauwen: zorgen ervoor dat het zweet niet in je ogen loopt
- oogleden: beschermen de ogen tegen vliegjes en stof
- wimpers: beschermen de ogen tegen vuil en tegen te fel licht

Slide 31 - Tekstslide

5.3 Oren en ogen
- de traanklieren maken traanvocht: tegen uitdroging en zorgt voor wegspoelen van stofjes uit het oog
- het traanvocht wordt afgevoerd naar de neusholte via traanbuizen

Slide 32 - Tekstslide

5.3 Oren en ogen
buitenkant van het oog:
- harde oogvlies: witte gedeelte van de oogbol: beschermt het binnenste van het oog.
- iris/regenboogvlies: gekleurde gedeelte van de oogbol, kan verschillende kleuren hebben
- pupil: opening in de iris: hierdoor dringt het licht het oog binnen
- hoornvlies: ligt over de iris en de pupil heen

Slide 33 - Tekstslide

Aan het harde oogvlies zitten oogspieren vast.

De oogspieren draaien de ogen in de richting waar je kijkt.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

De oogbol is voor het grootste gedeelte gevuld met een gelei: het glasachtig lichaam.

Achter de iris en de pupil bevindt zich de lens. De lens zorgt ervoor dat je scherp ziet.

Slide 36 - Tekstslide

De wand van het oog bestaat uit 3 lagen:
- harde oogvlies (buitenste laag)
- vaatvlies (bevat veel bloedvaten)
- netvlies (hierin liggen de zintuigcellen)

In de zintuigcellen in het netvlies ontstaan impulsen. Deze impulsen gaan via de oogzenuw naar de hersenen.


Slide 37 - Tekstslide

In het netvlies, recht tegenover de pupil, ligt de gele vlek. Met de zintuigcellen in de gele vlek kun je het scherpst zien. Als je naar iets kijkt, komen de lichtstralen vooral op de gele vlek.

De plaats in het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat, heet de blinde vlek. In de blinde vlek liggen geen zintuigcellen.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

BELANGRIJK!!!
De weg van het licht:

hoornvlies --> pupil --> lens --> glasachtig lichaam --> netvlies

In de zintuigcellen van het netvlies ontstaan impulsen. De impulsen gaan via de oogzenuw naar de hersenen. In de hersenen word je je bewust van wat je ziet.

Slide 40 - Tekstslide

Lichtstralen komen je oog binnen door de lens. De lens zorgt ervoor dat de lichtstralen precies op de gele vlek van het netvlies vallen. Je ziet dan scherp.

De lens keert het beeld ook om, maar dat wordt 'rechtgezet' door de hersenen.

Slide 41 - Tekstslide

5.3 Oren en ogen
Bij sommige mensen werkt de ooglens niet goed. De lichtstralen komen dan niet precies op het netvlies terecht, maar ervoor of erachter. Je ziet dan niet scherp.

Je kan bijziend of verziend zijn.
Als je bijziend bent, kun je alleen dichtbij scherp zijn.
Als je verziend bent, kun je alleen in de verte goed zien.

Slide 42 - Tekstslide

5.3 Oren en ogen
Slechtziendheid kan worden gecorrigeerd met een bril of contactlenzen.
Iemand die bijziend is, kan in de verte niet scherp zien. Hij krijgt dan een bril met holle lenzen.

Iemand die verziend is, kan dichtbij niet scherp zien. Bij verziendheid krijg je een bril met bolle lenzen.

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

VRAGEN??

Slide 45 - Tekstslide

zelf aan de slag
5.3 Oren en ogen: lees de tekst en maak de opdrachten

opdracht 1 t/m 4 maken
(vanaf blz. 96)

Slide 46 - Tekstslide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je de delen van het oor benoemen met hun functie.
- kan je de bouw en werking van het oog beschrijven.

Slide 47 - Tekstslide