H6 STRAFRECHT: opsporing en vervolging

 STRAFRECHT
OPSPORING EN VERVOLGING
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 STRAFRECHT
OPSPORING EN VERVOLGING

Slide 1 - Tekstslide

Havo 
paragraaf 
2.6 Blik over de grens
2.7 Uitdagingen voor de rechtsstaat

Slide 2 - Tekstslide

VWO
2.6 Strafrecht - opsporing en vervolging
2.7 Strafrecht berechting
2.8 De rechtsstaat in internationaal perspectief
2.9 Big Data kansen en bedreigingen

Slide 3 - Tekstslide

Onder welke macht valt de politie?
A
wetgevende macht
B
uitvoerende macht
C
rechterlijke macht
D
geen van allen

Slide 4 - Quizvraag

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Een rechtsstaat is een staat waarin burgers met grondrechten worden beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur van bedrijven
2) Het legaliteitsbeginsel betekent o.a. dat ook de overheid zich aan de wet moet houden
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de rol van de Officier v justitie'?
A
Opsporingsonderzoek leiden
B
Straffen opleggen
C
Mensen arresteren
D
Mensen aanhouden

Slide 6 - Quizvraag

Wat is NIET waar over de bevoegdheden van de politie?
A
De politie mag je fouilleren als je verdachte bent
B
De politie kan je vragen naar je persoonlijke gegevens
C
De politie kan je staande houden: je meenemen voor verhoor
D
De politie heeft een huiszoekingsbevel nodig voor het binnentreden van een woning

Slide 7 - Quizvraag

Hieronder staat een aantal bevoegdheden van de politie.

Voor welke bevoegdheid heeft de politie toestemming nodig?

I. Preventief fouilleren.
II. E-mails van een verdachte bekijken.
III. De telefoon van een verdachte afluisteren.
IV. In beslag nemen van bewijsmateriaal.

A
I, II en III
B
II en III
C
II, III en IV
D
Alleen II

Slide 8 - Quizvraag

Welke van de beschrijvingen is of zijn juist?

I. De advocaat verdedigt de verdachte door een requisitoir bij te houden.
II. De officier van justitie heeft in de rechtszaak het laatste woord.
III. De rechter kan de verdachte vrijspreken.

A
A. I is juist, II en III zijn onjuist.
B
B. I en II zijn onjuist, III is juist.
C
C. I en II zijn juist, III is onjuist.
D
D. I, II en III zijn onjuist.

Slide 9 - Quizvraag

Wie kunnen er na een strafzaak in hoger beroep gaan?

I. Het slachtoffer.
II. De officier van justitie.
III. De rechter.
IV. De verdachte.

A
Alleen I en II.
B
Alleen I en III
C
Alleen I en IV
D
Alleen II en IV

Slide 10 - Quizvraag

Rechtszaken in hoger beroep worden behandeld door:
A
de politierechter en het gerechtshof.
B
het gerechtshof en het Openbaar Ministerie.
C
de meervoudige kamer en de Hoge Raad.
D
het gerechtshof.

Slide 11 - Quizvraag

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Het strafrecht valt onder het publiekrecht
2) Het publieke recht is het rechtsgebied dat gaat over de verhoudingen tussen burger en overheid
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Rechtsstaat
burgers
bescherming
grondrechten
machtsmisbruik en willekeur
de staat
rechtssysteem
  • Wie zorgt ervoor dat wij ons aan die rechtsnormen houden?
  • En hoe zorgen we ervoor dat de overheid die macht die ze heeft niet misbruikt?
  • Grondrechten
  • Trias politica: machtenscheiding
  • Legaliteitsbeginsel

Slide 15 - Tekstslide




Overtreding
  • minder ernstig
  • max. één jaar vast
  • niet altijd strafblad



Misdrijf
  • ernstig strafbaar feit
  • max. levenslang
  • altijd een strafblad
Criminaliteit = alle misdrijven die in de wet staan

Slide 16 - Tekstslide

Wat is vervolgen?
A
Zaak komt niet voor de rechter
B
Je wordt veroordeelt door de rechter
C
Je krijgt een boete
D
Een blaadje met je overtreding er op.

Slide 17 - Quizvraag

Wie bepaalt of er wordt overgegaan tot een schikking, seponeren of vervolging?
A
Politieagent
B
Rechter
C
Officier van justitie
D
Ministerie van Justitie en Veiligheid

Slide 18 - Quizvraag

welke rechten heb je in het strafrecht?

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Tekstslide

Lees paragraaf 2.6 vwo en 2.3 havo
* Noteer in je schrift welke maatregelen er worden besproken om onze veiligheid te garanderen

* Noteer in je schrift welke risico's dat heeft voor onze vrijheid

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Lees bron 22 pagina 60
Welke keuzes heeft justitie gemaakt met betrekking tot veiligheid en vrijheid?

Wat is er mis gegaan?

Slide 27 - Tekstslide

Schrijf een aantal punten op die je in deze les hebt geleerd

Slide 28 - Open vraag

Aan het einde van de les kan ik:
  • Uitleggen wat de kern van de rechtsstaat is aan de hand van de begrippen rechtshandhaving, geweldsmonopolie en rechtsbescherming.
  • Kan aan de hand van voorbeelden verschil tussen misdrijven en overtredingen uitleggen.
  • Beschrijven van stappen van onderzoek na misdrijf tot veroordeling.
  • Uitleggen welke bevoegdheden agenten en de officier van justitie heeft.
  • Beschrijven hoe een rechtszaak verloopt en welke soorten straffen er zijn. 

Slide 29 - Tekstslide

Fasen in het strafproces
  1. Aanhouding.
  2. Opsporing onder leiding van een officier van justitie.
  3. Vervolging door het Openbaar Ministerie.
  4. Berechting door een rechtbank.
  5. Eventueel hoger beroep en cassatie.
  6. Uitvoering van de opgelegde straf.

Slide 30 - Tekstslide

Sociale grondrechten
A
beschermen ons tegen de overheid
B
zijn plichten van de overheid

Slide 31 - Quizvraag

een journalist moet naar de gevangenis, omdat hij kritiek heeft op de regering
A
rechtsstaat
B
dictatuur

Slide 32 - Quizvraag

Met welk beginsel van de rechtsstaat heeft dit voorbeeld te maken: Als op zes april de boete voor te snel rijden verhoogd wordt, betaalt iemand die op vijf april te snel reed de oude boete.
A
Grondrechten
B
Onafhankelijke rechtspraak
C
Legaliteitsbeginsel
D
Machtenscheiding

Slide 33 - Quizvraag

Leg uit wat schikken, seponeren en vervolgen betekenen.

Slide 34 - Open vraag

Leerdoelen

  • Je kunt het verband tussen het legaliteitsbeginsel en het strafrecht uitleggen.
  • Je weet wat misdrijven en overtredingen zijn.
  • Je weet wat opsporingsbevoegdheden zijn
  • Je weet wat de verschillende manieren zijn voor het afhandelen van een strafzaak.

Slide 35 - Tekstslide

Rechtspraak in verschillende landen vergeleken
2.6 Blik over de grens

Slide 36 - Tekstslide

Ben je er voorstander van om rechtspraak uit andere landen ook in Nederland in te voeren?

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Het doel van straffen?
  • Afschrikken ( > zodat mensen geen misdrijven gaan plegen)
  • De samenleving veiliger maken
  • Wraak/vergelding
  • Resocialiseren
  • Voorkomen van eigen richting

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Uitdaging rechtsstaat
Vraag steeds wat is in deze situatie rechtvaardig 
en wenselijk?

Botsende grondrechten vrijheid van geloof/meningsuiting 

Slide 43 - Tekstslide

Havo 
paragraaf 
2.6 Blik over de grens
2.7 Uitdagingen voor de rechtsstaat

Slide 44 - Tekstslide

VWO
2.6 Strafrecht - opsporing en vervolging
2.7 Strafrecht berechting
2.8 De rechtsstaat in internationaal perspectief

Slide 45 - Tekstslide