Les 1 BBL Triage Les 1. Gespreksfasen/Vreemd gedrag/ Suïcidaal 2024-2025

Triage DA BBL leerjaar 3
Les: 3.1.1.
Onderwerpen van deze les:

   Leerdoelen, ABCDE, Triage fasen 
vreemd  gedrag en suïcidaal + herhaling neurologische uitval                                                               

                                                                        
                                                                        
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
TriageMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Triage DA BBL leerjaar 3
Les: 3.1.1.
Onderwerpen van deze les:

   Leerdoelen, ABCDE, Triage fasen 
vreemd  gedrag en suïcidaal + herhaling neurologische uitval                                                               

                                                                        
                                                                        

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat komt aan bod:
  • Toets AFP/TRG
  • Leerdoelen
  • Triage fasen
  • Vreemd gedrag
  • Suïcidaal
  • herhaling neurologische uitval 
  • casus oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AFP/TRG Toets in week 46
overzicht op Cumlaude 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn jouw leerdoelen?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij Triage aandacht voor ABCDE

  • Passende  vragen bij de klacht
  • Altijd even aandacht aangeven, ook bij milde klacht bijv.  bij val; 

Heeft uw dochtertje  ook nog andere klachten of is het alleen de enkel die zo'n pijn doet?  Ze is niet op haar hoofd gevallen? 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Triage fasen
De 4 fasen zijn:
   
1. De opening
2. Verkrijgen van nadere informatie door het stellen van vragen
3. Het vervolgbeleid
4. De afsluiting

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 1 
                                   Opening en globale vaststelling van de vraag

  • Kennismaking
  • Medische probleem
  • NAW-gegevens
  • ABCD
  • Beleving
  • Verwachting
  • Persoonlijke omstandigheden

Slide 7 - Tekstslide

Kennismaking
 goedemorgen u spreekt met huisartsenpraktijk Deltion, met (voornaam)

Medische probleem
  wat is er gebeurd? Ik ga u verder helpen. Ik ga kijken wat ik voor u kan doen.

NAW-gegevens
 Mag ik eerst even de geboortedatum van uw zoontje?
         je moet weten waar de patiënt is, klopt het telefoonnummer

ABCD
 is de patiënt veilig of kan er snel verslechtering optreden.
 Hoe ziet uw man eruit? Is zijn ademhaling normaal?

Beleving
 U klinkt ongerust, klopt dat?
        Is er iets waar u zich in het bijzonder zorgen overmaakt?
                     Ik kan mij indenken, dat u daar van schrikt
                     Nu ik hoor van deze nare ervaring kan ik me voorstellen dat u bezorgt bent.

Verwachting
-> Wat is de reden dat u belt?
Uw kind heeft hoge koorts en ik begrijp dat u graag even wilt langskomen?

Persoonlijke omstandigheden (context)  U bent alleen?
        Is er iemand die u kunt bellen, die even bij u kan komen?

Fase 2
Situatieschets/probleem  helder krijgen

  • Verhelderen door WHAM (toestandsbeeld) -> open vragen
  • Daarna verheldering door gesloten vragen ( TRG-wijzer)
Vergeet Medicatie + VG niet!
W=
H=
A=
M=

Slide 8 - Tekstslide

(verhelderen en toetsen , urgentie bepalen)

Uitvragen 
aan de hand van je WHAM-vragen en daarna de NHGTriagewijzer 

Je kunt deze fase goed starten met een WHAM-vraag en dan ondertussen je ingangsklacht erbij zoeken. Je hebt dan al veel informatie voordat je met je Triagevragen gaat beginnen.

Vraagstelling
Wat is de reden dat u belt? Wat is er gebeurd? Hoelang heeft u deze klachten al?
Zijn de klachten verergerd of is het nog hetzelfde?

 Daarna ook de kortere vragen stellen als waar zit de pijn precies, heeft u koorts, hoe hoog ect,

WHAM
  beeld compleet maken, aanvulling op TriageWijzer.

W
o Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom, Waarheen

- H
o Hoe, Hoeveel, Hoe hoog, Hoe vaak

- A
o Actie 
 Wat heeft de patiënt er zelf al aangedaan?
o Allergie
  Met welke allergieën / allergische reactie is de patiënt bekend?

- M
o Medicatie 
 Welke (Zelfzorg)medicatie gebruikt de patiënt?
o Medische voorgeschiedenis , chronische medicatie



Fase 3
                                                    Vervolgbeleid

  • Samenvatten
  • Herhaling probleem + hulpvraag
  • Adviseren/ inzet actie en toelichten
  • Vangnet / tussentijds advies
  • Controleer of het begrepen is

Slide 9 - Tekstslide

Herhaal het probleem /de hulpvraag en vat samen hetgeen je hebt gehoord 
  Als ik het goed begrijp belt u mij omdat u hoofdpijn heeft, de pijnscore is 5, u voelt zich verder niet ziek en u hebt dit nu 1 dag, u hebt er verder nog niets voor ingenomen….. etc.

Uw vraag aan mij is of u vandaag op het spreekuur kunt komen.
Ik hoor in uw verhaal geen verontrustende of alarmerende symptomen
Mijn advies is om nu eerst te starten met…

Controleer of het begrepen is
 Gaat het zo lukken denkt u? Is het advies zo duidelijk voor u? U weet wat u nu eerst kunt doen? Bent u gerustgesteld met dit advies? Kunt u hiermee uit de voeten

Geef een vangnet
 Mocht uw klacht verergeren en u krijgt last van ….. en van….
     Neem dan weer contact met ons op.
Mocht er koorts bij komen, of uw kind wordt zieker, belt u ons dan gerust terug

Fase 4
                                         Afsluiting van het gesprek

  • Controleer of de patiënt instemt met het beleid
  • Open houding--> heb ik wat gemist?
  • Professionele afsluiting

Slide 10 - Tekstslide

Controleer of de patiënt instemt met het beleid

 Zullen we het zo afspreken? Vind u dat goed?
Open houding

 Misschien heb ik iets in uw verhaal gemist, waarom is het zo belangrijk voor u dat de dokter bij u langs komt, want medisch gezien mag u gewoon naar de praktijk komen?

Zullen we anders het volgende afspreken…..(bijv. bij een tussenoplossing eerst proberen en dan terugbellen.

Professioneel afsluiten
 Ik wens u veel sterkte 
   dag mevrouw/meneer

Suïcidaal
Wat is belangrijk als assistent om te doen?

Slide 11 - Tekstslide


Bij twijfel over verdenking op suïcidaliteit het gesprek overgeven aan de arts of laat de huisarts binnen een uur terugbellen. Gespreksinstructies bij suïcidaal: dikwijls belt een ander. Als de beller zich niet veilig voelt en niet vrijuit kan spreken, gesloten vragen stellen! Het is moeilijk om een patiënt met suïcideplannen te woord te staan. Een begin kan zijn: ‘Ik begrijp dat u hulp nodig heeft. Vertel eens meer…’ Van belang is een indruk te krijgen of de patiënt agressief is, of hij een gevaar vormt voor derden. Inschatting van de actuele situatie wordt bepaald door melder en triagist. Bij ogenblikkelijk risico (springen, ophangen, verdrinken) doorgaans direct politie inschakelen.
ABCDE E (Exposure)
Levensbedreigende omstandigheden:  

  • Patiënt is in paniek. 
  • Patiënt dreigt zichzelf te verwonden.
  • Patiënt meldt: ‘Ik maak er een eind aan.’
  • Er is sprake van rookontwikkeling of andere bedreigende omgevingsfactoren.
  • kind aanwezig 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer komt dit o.a. naar voren

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vreemd gedrag
We gaan het hebben over vreemd gedrag. 
  • Wat is vreemd gedrag?
  • Wie heeft dit wel eens als assistent meegemaakt?
  • Hoe reageer je?

Slide 14 - Tekstslide

(Zeer) vreemd gedrag is recent veranderd gedrag dat anders is dan normaal en te onderscheiden van dronken. Als de patiënt een verwarde indruk maakt (zoals wanen, hallucinaties, onsamenhangend, gefragmenteerd gedrag), probeer dan een ander te spreken. Bij agressief gedrag, denk aan de veiligheid van de omstanders. Schakel desnoods, en zeker bij ogenblikkelijk risico (springen, ophangen, verdrinken), direct de politie in.
Welke oorzaken zijn er voor vreemd gedrag?

Slide 15 - Woordweb

Psychische oorzaken:
Schizofrenie
Psychose (zwangerschap)
Gebeurtenissen
Beginnende dementie
Depressie
Geest ruimende middelen

Lichamelijke oorzaak:
Delier
Schedeltrauma
DM
hersentumor
Drugs/alcohol
Dementie (verder gevorderd)
Wat komt er in jou op bij
het begrip
neurologische uitval?

Slide 16 - Woordweb

Bij neurologische uitval kan er sprake zijn van uitval van:
Motoriek - verlamming
Gevoel - verdoofd/tintelingen
Gehoor
Gezichtsvermogen
Spraak

Neurologische uitval kennen we vooral van een CVA (ook wel beroerte genoemd) of TIA

In digitale versie triagewijzer: Motorische uitval, parese (spierzwakte/verlamming) of afasie (moeite met spreken en woorden vinden) , maar ook coördinatiestoornissen (=ataxie - denk aan 'dronkemansloop' ) 


Maar neurologische uitval kan ook voorkomen (al dan niet tijdelijk) bij MS/ALS hevig migraine of een hernia
Waarvoor staat de afkorting CVA?
Ken je ook een ander woord hiervoor?

Slide 17 - Open vraag

Bij neurologische uitval denken we vaak aan en CVA (dit hoeft niet altijd de oorzaak te zijn) 

Snap je de begrippen:
- Motorische uitval
- Parese
- Afasie
- Coördinatiestoornis
Er is maar één soort CVA/beroerte
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Herseninfarct - arteriële afsluiting
Hersenbloeding (bloedig CVA) 
Bloeding of afsluiting (infarct)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kun jij de FAST-test uitleggen?
- Waarvoor staat de afkorting?
- Hoe kun je dit uitvragen?
- Moeten alle onderdelen afwijkend zijn om van neurologische uitval te spreken?

Slide 20 - Tekstslide

Face - gezicht - hangt er een mondhoek af? Je kunt patiënt vragen om met de tanden bloot te lachen 

Arms - is er uitval van kracht in de armen? - laat patiënt beide armen voor zich uitsteken

Speech - hoe is de spraak van patiënt? Dubbele tong? Onsamenhangend? brabbelend? 

Time - Hoe lang zijn de klachten al aanwezig? 

Wanneer 1 onderdeel afwijkend is en dit is recent ontstaan gaan we uit van een CVA
In het Nederlands: "mond - spraak - arm - beroertealarm"

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het van belang om te weten hoe lang de klachten al aanwezig zijn?
Bij U1 zie ik <12 uur en bij U2 zie ik >12 uur...?

Slide 22 - Open vraag

Dit heeft te maken met de behandeling van een herseninfarct. 
Trombolyse: medicijnen die het stolsel op kan lossen kan tot 12 uur worden toegepast.

Tot 24 uur nieuwe behandeling --> intra arteriële trombolyse

Tot 24 uur evt. ook trombectomie (via katheter het stolsel verwijderen) bij infarct
Oefenen met urgenties
Sluit je boek en/of digitale versie van de triagewijzer

Probeer uit je hoofd antwoord te geven op de vragen

Kun je de urgenties plaatsen? 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peter belt over zijn vrouw: Haar mond hangt helemaal scheef aan de rechterkant en ze praat raar...een uur geleden was dit nog niet zo. Jij:
A
Geeft advies om dit nog even aan te zien, mogelijk een TIA, dit gaat binnen 24 uur over
B
Maakt een afspraak over enkele uren
C
Stuurt de huisarts op spoedvisite
D
Stuurt gelijk een ambulance

Slide 24 - Quizvraag

U1 urgentie, neurologische uitval (niet door een hernia) < 12 uur - mvr. kan een CVA hebben. 
Marije is bekend met een hernia in haar nek. Nu heeft ze het gevoel dat ze in haar linkerarm minder kracht heeft. Jij:
A
Maakt een afspraak binnen een uur voor Marije
B
Stuurt een ambulance naar Marije toe, ze heeft immers neurologische uitval
C
Maakt met Marije een afspraak binnen enkele uren
D
Stelt Marije gerust, deze klachten horen bij een hernia en gaan vanzelf over

Slide 25 - Quizvraag

U3 urgentie - neurologische uitval door hernia
Welke van de volgende antwoorden hoort bij urgentie U2?
A
Coördinatiestoornis langer dan 12 uur, korter dan 24 uur
B
Coördinatiestoornis korter dan 12 uur
C
Neurologische uitval i.c.m. stollingsstoornis
D
Neurologische uitval door hernia

Slide 26 - Quizvraag

Antwoord B en C zijn U1 urgenties
Antwoord D is U3 
casussen oefenen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les
Week 38
Onderwerpen zijn;
 reanimatie/ICD en overlijden

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies