In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
dinsdag 9 juni
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Het Latijnse lidwoord is: ho
A
helemaal goed
B
wat een flauwekul, het Latijn heeft geen lidwoord
Slide 5 - Quizvraag
Nakijken
Pak je Lesboek: p. 19
Pak je Hulpboek: p. 12
Pak je schrift met de vertaling van tekst 3A
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
regel 3: Iupiter est pater: de functie van Iupiter is:
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel van het gezegde
C
lijdend voorwerp
Slide 8 - Quizvraag
regel 3: Iupiter est pater: de functie van pater is:
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel van het gezegde
C
lijdend voorwerp
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Bij een naamwoordelijk deel van het gezegde moet er 'est' in de zin staan.
A
klopt
B
klopt niet
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Dea is het vrouwelijk van deus
A
ja
B
nee
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Welke vorm staat NIET in de accusativus
A
bellum
B
deum
C
filia
D
matrem
Slide 23 - Quizvraag
Welke woord is het werkwoord?
A
dea
B
est
C
filius
D
pater
Slide 24 - Quizvraag
Welk woord is GEEN werkwoord?
A
dominus
B
est
C
habet
D
sedet
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
volgende week: vóór de les:
1. Leer gramm Lb p. 21 + 23 2. Leer wrd 3B, Hb p. 15 3. Maak Hb p. 16: taaloefening B(let op: bij B moet je 2 dingen doen: vertalen én het juiste woord aanvullen!). Bekijk om na te kijken het filmpje óf de PPT: Hb p. 16_taaloefening B 4. Maak vertaling 3B en schrijf de vertaling in je schrift Als je bij het leren of maken een vraag hebt, noteer deze dan even. Dan kun je hem stellen in de les.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.