online lessen strategieles verbanden / verwijswoorden

• Studielessen
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Strategieles serie 2 verbanden niveau C 

les 3

Deze vind je in teams bij opdrachten. 

Het is nog steeds hetzelfde document.

Hier werken we nu al drie weken in.

Doel van de les

Nakijken lesmateriaal van vorige week

Verder werken aan de rest van de les, waarbij het steeds duidelijker wordt dat woorden verbanden in

een zin kunnen aangeven. 

Welke woorden zijn dat? 

Welke verbanden worden bedoeld?

Welk woord hoort niet bij het verband:
opsomming of volgorde

1. en
2. voordat
3. hoewel
4. ook

Welk woord hoort niet bij het verband:
opsomming of volgorde

1. ten eerste
2. echter
3. zowel....als
4. ten tweede

Welk woord hoort niet bij het verband:
opsomming of volgorde

1. het tegenovergestelde
2. nadat
3. ten slotte
4. toen

Welk woord geeft niet het verband tegenstelling of verschil aan

1. ondanks
2. zodat
3. echter
4. niet

Welk woord geeft niet het verband tegenstelling of verschil aan

1. omdat
2. het tegenovergestelde
3. in tegenstelling tot
4. hoewel

Welk woord geeft niet het band middel-doel aan:

1. door....te
2. om....te
3. zoals
4. zodat

Welk woord geeft niet het band middel-doel aan:

1. daarmee
2. door middel van
3. met behulp van
4. onder andere

Welk woord geeft het verband oorzaak-gevolg of reden - gevolg aan

1. tenslotte
2. hierdoor
3. zoals
4. in tegenstelling tot

Welk woord geeft het verband oorzaak-gevolg of reden - gevolg aan

1. voorbeeld
2. en
3. maar
4. namelijk

opdracht 5 de tekst over de Brulkikker ( blz. 9)

Lees de tekst en kleur alle signaal woorden . 

Noteer per signaalwoord welk verband er wordt aangegeven.

 opdracht 6 ( bladzijde 10 en 11)

Dit is de tekst over de Chinese forenzen laden hun ov-kaart op met plastic flessen

Uitleg

Opdracht 7  ( blz. 12, 13)

Onderstreep of markeer tijdens het lezen signaalwoorden 

( gebruik het blad met het overzicht van de signaalwoorden hierbij! deze vind je ook in teams bij deze les)

Beantwoord dan de vragen

GA DOOR MET OPDRACHT 8 ( BLZ. 14 EN 15)

Noteer de signaalwoorden het verband dat wordt bedoeld en beschrijf het verband