Formuleren H2 - les 1

Formuleren H2
foutieve samentrekkingen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Formuleren H2
foutieve samentrekkingen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • samen startopdracht
  • uitleg theorie
  • herhaling werkwoordspelling (voltooid deelwoord als bvnw, facultatief)
  • spel
  • zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

doel
  • Ik kan foutieve samentrekkingen in een zin herkennen en verbeteren.

Slide 3 - Tekstslide

startopdracht 
Onderstaande zinnen zijn fout. Leg uit waarom:
1 Hij hield van haar en haar handen vast.
2 Zij gaf veel om haar vader en hem een cadeautje.
3 Hier maakt men fietsen en grappen.

Slide 4 - Tekstslide

samentrekking
Als in een samengestelde zin (zin met twee persoonsvormen) dezelfde woorden twee keer voorkomen, kun je die woorden meestal de tweede keer weg laten:

Ik vind de herfst een fijn seizoen en ik vind de winter minder prettig.

Slide 5 - Tekstslide

wanneer samentrekken?
1 de weggelaten woorden hebben dezelfde functie (ow, pv, ...):
   De man struikelde over een boomstronk en de man viel.
       o                                                                                         o

2 de weggelaten woorden hebben dezelfde betekenis :
     Hij maakt fietsten en grappen.
     fietsen maken (=repareren) <-> grappen maken

3 de weggelaten woorden hebben hetzelfde getal (ev/mv):
    De docent is streng, maar de docent is rechtvaardig.
                ev                                                 ev

Slide 6 - Tekstslide

stappenplan samentrekking
Stap 1: Noteer de woorden die in het tweede deel van de zin weggelaten zijn.
Stap 2: Bepaal de functie, de betekenis en het getal van de samengetrokken                 woorden in het eerste deel van de  zin.
Stap 3: Bepaal de functie, de betekenis en het getal van de samengetrokken                 woorden in het tweede deel van de zin.
Stap 4: Controleer of de functie, betekenis en het getal in beide gevallen                         hetzelfde zijn. Ja? -> correcte samentrekking
                                             Nee? -> foutieve samentrekking -> weggelaten                                                                                woorden terugplaatsen 

Slide 7 - Tekstslide

oefenen
correcte of foutieve samentrekking?

Slide 8 - Tekstslide

Roel heeft hoge cijfers en heeft er hard voor gewerkt.
A
correct
B
foutief

Slide 9 - Quizvraag

De docent heeft de toets nagekeken en een hond en een kat
A
correct
B
foutief

Slide 10 - Quizvraag

Zij heeft een ladder in de schuur en in haar panty.
A
correct
B
foutief

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

meer uitleg?
zie video-uitleg in de online omgeving

Slide 13 - Tekstslide

Toets H1 + H2

donderdag 29 oktober
woordenschat: herhaling, tegenstelling, opsomming,                                                        hyperbool, understatement, eufemisme
spelling:               trema, apostrof, accent, cedille, met/zonder -n 
                                + alle werkwoordsvormen
formuleren:      zinnen correct begrenzen, samentrekkingen                                        controleren    

Slide 14 - Tekstslide

zelfstandig werken
weektaak: 
Hoofdstuk 2 
Formuleren: opdracht 1 t/m 3

facultatief: werkwoordspelling voltooid deelwoord als bvnw

Slide 15 - Tekstslide


werkwoordspelling

Slide 16 - Tekstslide

Waarom doen we dit?
1) Werkwoorden kun je alleen maar goed spellen, als je weet met welke vorm      van het werkwoord je te maken hebt:
    fout:  dat gebeurd nooit                   goed:  dat gebeurt nooit
    fout:  dat is nog nooit gebeurt      goed:  dat is nog nooit gebeurd

2) Het is verplichte stof 

Slide 17 - Tekstslide

 voltooid deelwoord, bijvoeglijk gebruikt

Slide 18 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord (BN)
voltooid : het is al gebeurd

de geverfde deur
de gewonnen wedstrijd
het verzonnen verhaal

Slide 19 - Tekstslide

voltooid deelwoord
  • Hoort bij het gezegde.
  • Kan nooit het enige werkwoord in de zin zijn.
  • Kan achter hij heeft, hij is of hij wordt gezet worden.
  • Begint meestal met ge-
  • Kan ook beginnen met be-, ver-, ont-, her- of er-

Slide 20 - Tekstslide

BN bij een voltooid deelwoord
Om te weten of het voltooid deelwoord op -d of -t eindigt, 
moet je kijken naar de verleden tijd.

spelen   -   speelde   -   gespeeld
maken   -   maakte    -   gemaakt
spellen  -   spelde     -    gespeld


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

herfstvakantiequiz

Slide 23 - Tekstslide

zelfstandig werken
weektaak: 
Hoofdstuk 2 Spelling: opdracht 1 t/m 5

extra oefenen? -> online methode 'trainen'

Slide 24 - Tekstslide

doelen
  • Ik weet wanneer ik een meervouds-n moet gebruiken bij bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandig gebruikte telwoorden.
  • Ik weet hoe ik werkwoorden moet schrijven die in de tegenwoordige tijd hetzelfde klinken (vind - vindt)

Slide 25 - Tekstslide