V4 Literatuur 5: Oorlog (context, presentatie en perspectief)


Welkom 
v4!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Welkom 
v4!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Wat is er blijven hangen van vorige les over poëzie? 
  3. Literatuur 5: context, presentatie, perspectief
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Welk boek ben je nu aan het lezen?

Slide 4 - Open vraag

De vijf functies van poëzie
gedichten bij bijvoorbeeld een begrafenis, een geboorte of een huwelijk
gedichten die de werkelijkheid beschrijven (bv. toneel)
gedichten waar je iets van kan leren (bv. gedichtjes voor kinderen)
gedichten waarbij de gedachten en gevoelens van de dichter centraal staan
gedichten die volledig op zichzelf staan (gaan over de poëzie/taal zelf)
aansluiten bij een bepaalde gelegenheid
expressieve 
functie
mimetische 
functie
pragmatische 
functie
autonome 
functie

Slide 5 - Sleepvraag

Hoe noem je het gereedschap van een dichter?

Slide 6 - Open vraag

Noem een aantal poëtische middelen.

Slide 7 - Open vraag

Poëtische middelen
Context, presentatie, perspectief
Klank en ritme (regelbouw, rijm, metrum)
Beeldspraak (metafora, homerische vergelijking, metonymia)
Stijlfiguren (herhalingen en opsommingen, tegenstellingen en ontkenningen, overdrijvingen en nuanceringen, spot, woordspelingen)

Vandaag kijken we naar context, presentatie en perspectief.

Slide 8 - Tekstslide

Context en presentatie
  • Heftige gebeurtenissen zoals oorlogen of aanslagen kunnen dichters inspireren.
  • Je kennis van de context en je vermogen om je in de situatie te verplaatsen, dragen dan bij aan de betekenis van een gedicht. 
  • Denk ook aan de presentatie van een gedicht op een bepaalde plek of bij een bepaalde gelegenheid: door deze zorgvuldig af te wegen, voegt de dichter ook betekenis toe. 

Slide 9 - Tekstslide

Perspectief: lyrisch ik
  • Om de lezer mee te nemen in een emotie of gedachte kiest de dichter een perspectief.
  • Als daarbij een 'ik' aan het woord is, hoeft dit echter niet noodzakelijk de dichter zelf te zijn. 
  • Zoals we bij verhalend proza een ik-verteller kennen, zo hebben we bij poëzie een lyrisch ik. 

Slide 10 - Tekstslide

Lees het gedicht Januari 1943 van Remco Campert op pagina 142 van je hoofdboek.
Voor wie denk je dat Remco Campert dit gedicht geschreven heeft? Waar kun je dat aan zien?

Slide 11 - Open vraag

Gevangenschap en moord
  • Remco Campert schreef dit gedicht in 1983, veertig jaar na het doodsbericht van zijn vader, Jan Campert. 
  • In dit gedicht kijkt de volwassen dichter terug op hoe hij als kind de gevangenschap en moord op zijn vader ervoer. 

Slide 12 - Tekstslide

Van welk perspectief is er sprake in dit gedicht? En wat voegt dat perspectief toe?

Slide 13 - Open vraag

Lees het gedicht 'Een foto' van Willem Wilmink op pagina 142 van je hoofdboek.
Dit gedicht refereert niet aan een persoonlijke maar een historische gebeurtenis: de razzia's in 1941. Op welke manier geeft Willem Wilmink in dit gedicht ons een beeld van deze gebeurtenis?

Slide 14 - Open vraag

Alle malen zal ik wenen
  • Sommige gedichten bevatten passages die zo'n kracht hebben dat ze bij herdenkingen vaak worden geciteerd en op monumenten verschijnen. 
  • De slotregels uit Leo Vromans' gedicht 'Vrede' is zo een passage (zie pagina 143 van je hoofdboek). 
  • Het oorspronkelijke gedicht is veel langer en refereert aan het afscheid dat hij op de dag dat de oorlog begon noodgedwongen moest nemen van zijn familie en zijn grote liefde Tineke. 

Slide 15 - Tekstslide

De laatste strofe van dit lange gedicht is van de persoonlijke context losgeraakt.
Wat heeft dat voor effect?

Slide 16 - Open vraag

Foute 
keuze

  • Maak de opdracht               hiernaast.
  • Je krijgt hier 10-15 minuten   de tijd voor.
  • Je mag zachtjes                overleggen met je buur.

Slide 17 - Tekstslide

Plak hier de antwoorden op de opdracht van vorige slide.

Slide 18 - Open vraag

Foute keuze
  • a Het gedicht legt een directe verbinding tussen de (implicaties van) de Tweede Wereldoorlog en mensen uit onze tijd. Het gedicht is persoonlijk en eerlijk, waardoor het je raakt.
  • b De tegenstanders van het gedicht vonden dat het niet moest worden voorgelezen omdat Aukes oudoom, een SS’er, daarmee op hetzelfde niveau zou worden gezet als de slachtoffers van het nazibewind. De voorstanders zeggen dat het niet gaat om ‘daders en slachtoffers’. Het gedicht laat juist zien hoe binnen één gezin ‘goede’ en ‘foute’ keuzes zijn gemaakt.
  • c Ik ben het met Auke eens, want door dingen vanuit meer perspectieven te bekijken, word je je bewust van meer aspecten. Of: Ik ben het niet eens met Auke. Op 4 mei gaat het erom om de mensen te herdenken die hun leven voor ons hebben opgeofferd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daar hoort de oudoom van Auke niet bij.

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: maandag 18 november
  • Huiswerk: -
  • Meenemen: HOOFDboek, LAPTOP en leesboek
  • Programma: versregel, enjambement en strofen aan de hand van liefdesgedichten (Literatuur 6)

Slide 20 - Tekstslide