Les 6 | referentiekader en feedback

LOB


Referentiekader
Feedback

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Praktisch Sociale VaardighedenMBOStudiejaar 1,3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

LOB


Referentiekader
Feedback

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Interview -> hoe staat het ermee?

- vorige lessen P2

-Opdracht uitleg (huiswerk inleveren in Teams)
- referentiekader





Slide 2 - Tekstslide

INTERVIEW

Slide 3 - Tekstslide

Vorige lessen P2 
- Verborgen Talenten
- Keuzes maken 

Slide 4 - Tekstslide

LOB


Referentiekader
Feedback

Slide 5 - Tekstslide

Eerst even de opdracht....
Referentiekader: welke bril heb je op?
Allereerst is het belangrijk je bewust te zijn van het feit dat ieder mens de realiteit waarneemt vanuit zijn eigen referentiekader. Dit referentiekader is als het ware een soort bril, die jouw eigen waarneming ‘filtert’. Waaruit bestaat dat referentiekader? Denk bijvoorbeeld aan jouw (levens)ervaringen, opleiding, cultuur, karakter, normen en waarden, kennis en (voor)oordelen. Omdat ieders referentiekader uniek is, heeft iedereen dus een persoonlijk beeld van wat waar is. En soms vergeet je even dat de ander zijn eigen bril draagt. Dit maakt communicatie vaak lastig en tegelijkertijd erg belangrijk.

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerkopdracht (teams)
Geef antwoord op de volgende vragen:
1. Noem 3 waarden en 3 normen die jij belangrijk vindt. Zet erbij waarom deze waarden en normen belangrijk voor je zijn.
2.Beschrijf in het kort hoe je bent opgevoed. Zijn je ouders/verzorgers streng met veel regels, laten ze je heel vrij of voeden ze je democratisch op (van allebei wat). 
3. Beschrijf of je in een dorp of een stad woont. Zet erbij wat je hiervan vindt.
4. Heb je een baantje? Zo ja, waar werk je en hoe vind je dit?
5. Welke social media gebruik je? Hoe vaak gebruik je dit?
6. Met wie ga je het meest om? Met mensen van school of buiten school, met mensen die je kent van een sport of familie of .....
7. Heb je een voorbeeld uit je leven, waardoor je nu anders naar zaken of je leven kijkt?


Slide 7 - Tekstslide

REFERENTIEKADER
We beginnen bij het begin...

Wat is diversiteit? 

Slide 8 - Tekstslide

REFERENTIEKADER
We beginnen bij het begin...

Wat is diversiteit? 
Verschil tussen mensen
Diversiteit in bijvoorbeeld:
- Achtergrond
- Interesse 
- Behoeftes
- Geloofsovertuiging

Slide 9 - Tekstslide

REFERENTIEKADER
Wat zijn waarden en normen?

Slide 10 - Tekstslide

REFERENTIEKADER
Waarden: Dit zijn ideeën wat goed gedrag en minder goed gedrag is.
Normen: Regels voor gedrag die vanuit waarden ontstaan

Voorbeeld:
Behulpzaamheid
Als een oudere valt, help je hem of haar overeind

Slide 11 - Tekstslide

REFERENTIEKADER
Waar denk je aan...
+ Goedkope kleding
+ Veel verdienen
+ Veel kleding in je kast
+ Rommel op je kamer



Slide 12 - Tekstslide

REFERENTIEKADER
Hoe komt het dat niet iedereen hetzelfde beeld heeft ?

-> Jouw beeld bouw jij op door ervaringen in relatie met mensen om je heen. Deze ervaringen vormen je referentiekader.


Slide 13 - Tekstslide

Drie factoren die ons referentiekader beïnvloeden
1. Onze voorgeschiedenis 
2. Ons zelfbeeld, hoe we naar ons zelf kijken
3. Onze verwachtingen.

- Wat denk je dat je van iemand moet weten om zich goed in hem/ haar te kunnen inleven?
- Op welke manier kan je meer te weten komen over het referentiekader van bijvoorbeeld je toekomstige college op je stage adres?


Slide 14 - Tekstslide

REFERENTIEKADER

Wanneer je met mensen werkt, is het ontzettend belangrijk om bewust te zijn van je eigen referentiekader en het referentiekader van de anderen.

Waarom?




Slide 15 - Tekstslide

Feedback
Ook behandeld tijdens Project periode 2

Wat is feedback?

Slide 16 - Tekstslide

Definities van feedback

Slide 17 - Tekstslide

  • Het gaat om het teruggeven/terugkoppelen van waarneembaar gedrag van een ander.

Feedback is: 
  • Subjectief; je geeft dit vanuit jouw referentiekader
  • Onmisbaar als je met andere samenwerkt

Slide 18 - Tekstslide

(Positieve feedback kan verschillende functies hebben:
  • De inhoud van de boodschap verduidelijken.
  • De relatie verbeteren.
  • Resultaten en taken bijstellen.
  • Motiveren en ondersteunen.
  • Zelfkennis vergroten.

Slide 19 - Tekstslide

  • Gedrag: feitelijk specifiek gedrag van de ander
  • Gevoel: gevoelsreflectie wat de ander zijn gedrag bij jou teweeg brengt
  • Gevolg: het effect van iemand zijn gedrag op de omgeving
  • Gewenst: benoem het gedrag dat je graag zou zien

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Feedback over samenwerking

Slide 22 - Tekstslide

IN TWEETALLEN AAN DE SLAG 
 
Geef feedback aan de hand van de 4 G's model. 
  •  Je collega houdt al haar sieraden aan en draagt haar haar los.
 Hoe geef je feedback?

  •  Onder werktijd merk je dat de collega die jou inwerkt geen tijd heeft voor jouw leerproces.
 Hoe geef je feedback?

  •  Je merkt dat een medeleerling steeds de opdracht die jullie samen zouden maken, niet af heeft.
 Hoe geef je feedback?
timer
8:00

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag met je opdracht
Referentiekader: welke bril heb je op?
Allereerst is het belangrijk je bewust te zijn van het feit dat ieder mens de realiteit waarneemt vanuit zijn eigen referentiekader. Dit referentiekader is als het ware een soort bril, die jouw eigen waarneming ‘filtert’. Waaruit bestaat dat referentiekader? Denk bijvoorbeeld aan jouw (levens)ervaringen, opleiding, cultuur, karakter, normen en waarden, kennis en (voor)oordelen. Omdat ieders referentiekader uniek is, heeft iedereen dus een persoonlijk beeld van wat waar is. En soms vergeet je even dat de ander zijn eigen bril draagt. Dit maakt communicatie vaak lastig en tegelijkertijd erg belangrijk.

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerkopdracht (teams)
Geef antwoord op de volgende vragen:
1. Noem 3 waarden en 3 normen die jij belangrijk vindt. Zet erbij waarom deze waarden en normen belangrijk voor je zijn.
2.Beschrijf in het kort hoe je bent opgevoed. Zijn je ouders/verzorgers streng met veel regels, laten ze je heel vrij of voeden ze je democratisch op (van allebei wat). 
3. Beschrijf of je in een dorp of een stad woont. Zet erbij wat je hiervan vindt.
4. Heb je een baantje? Zo ja, waar werk je en hoe vind je dit?
5. Welke social media gebruik je? Hoe vaak gebruik je dit?
6. Met wie ga je het meest om? Met mensen van school of buiten school, met mensen die je kent van een sport of familie of .....
7. Heb je een voorbeeld uit je leven, waardoor je nu anders naar zaken of je leven kijkt?


Slide 25 - Tekstslide