Hst 36 Bijwoord en Voorzetsel

Welkom terug!

Op plattegrond zitten
Laptop & boek pakken 
Inloggen in deze Lessonop
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom terug!

Op plattegrond zitten
Laptop & boek pakken 
Inloggen in deze Lessonop

Slide 1 - Tekstslide

Hoever ben jij Borealis?

Slide 2 - Open vraag

Hst 36  
Je leert hoe je bijwoorden en voorzetsels herkent in een zin
Log maar in

Donderdag gaan we een oefening doen in de les met Borealis




Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag 

Hst 36 gaat over wat bijwoorden en voorzetsels zijn en wanneer je deze gebruikt = taalkundig ontleden want woord benoemen. 

In hst 37 'voorzetselvoorwerp' = onderdeel van redekundig ontleden, want gaat om een zinsdeel. 


Slide 5 - Tekstslide

Ontleden: 
Taalkundig: woordsoorten herkennen in een zin
Zelfstandig & bijvoeglijk naamwoord (hst 6)
Lidwoord (Hst 6) 
Werkwoorden (hst 21)
Voornaamwoorden (hst 35)
Bijwoorden (hst 36)
Voorzetsels (hst 36)


Ontleden
Redekundig: zinsdelen herkennen en benoemen
Persoonsvorm + gezegde 
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling (h. 37) 
Voorzetsel voorwerp (hst 37)

Slide 6 - Tekstslide

Let op!
Bij het vak Nederlands kan altijd en overal 
(dus ook in volgende proefwerken als deze hoofdstukken niet op de lijst staan)  om al deze dingen gevraagd woorden. 
Begrip ervan is nodig voor spelling, zinsopbouw, taalbegrip etc. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
We hadden een heel fijne vakantie
A
heel
B
fijne
C
vakantie
D
hadden

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
Hij staat achteraan de rij
A
hij
B
staat
C
achteraan
D
de

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
Waarom sta je hier te kletsen?
A
waarom
B
sta
C
hier
D
te

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
Waar blijf je toch? Kom eens hierheen.
A
Waar toch
B
waar nou toch
C
kom eens
D
eens hierheen

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
Ik doe het niet meer
A
doe
B
niet
C
meer
D
het

Slide 15 - Quizvraag

Noem eens wat voorzetsels?

Slide 16 - Woordweb

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Na het feest etc. 
Voor het feest 
Tijdens het feest

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Wat zijn de voorzetsels: De sportvisser voer met het grootste gemak met zijn Zodiac de zee op.

Slide 24 - Open vraag

Wat zijn de voorzetsels: De cursus omgaan met teleurstellingen gaat wederom niet door.

Slide 25 - Open vraag

Wat gebeurt er met het woord uitnodigen? 
 In de zin 'ik nodig die jongen uit'
Dan wordt het uit elkaar gehaald: het is een scheidbaar werkwoord. 
'Uit' is voorzetsel (achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel) 

Slide 26 - Tekstslide

Verzin nog een scheidbaar werkwoord, waar ook een voorzetsel in zit, dat achteraan komt te staan? ("doorgaan" mag niet)

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag 
met vraag 1 en 2 (doe deze tegelijk) 
en vraag 6

Slide 29 - Tekstslide

Numo 
De taken zijn huiswerk voor vrijdag 
Werken met Numo .

Slide 30 - Tekstslide

Geleerd? 

Slide 31 - Tekstslide

Vraag 1 
 a heel
b achteraan
c oogverblindend
d Waarom, hier
e zeldzaam
f Waar, nou, toch, eens, hierheen
g licht
h Overal, hier
i niet, meer
j niet, niet, zelden

Slide 32 - Tekstslide

Vraag 2
 a graad
b plaats
c graad
d Waarom: vragend, hier: plaats
e graad
f Waar: vragend, nou: tijd, toch: wijze, eens: wijze, hierheen: plaats.
g graad
h Overal: plaats, hier: plaats
i niet: frequentie
j niet: graad, niet: frequentie, zelden: frequentie

Slide 33 - Tekstslide

Vraag 3
a dodelijk: bijvoeglijk naamwoord, ooit: bijwoord
b bijwoord
c verwacht: werkwoord, meer: bijvoeglijk naamwoord
d verschrikkelijke: bijvoeglijk naamwoord, gechoqueerd: voltooid deelwoord
e onvoltooid deelwoord
f nog: bijwoord, waarom: bijwoord

Slide 34 - Tekstslide

Vraag 4+5 

5a Nederlands Duits Engels Frans Italiaans
echt echt really vraiment veramente
voortdurend ständich continuously continuellement continuamente
snel schnell quickly rapidement rapidemente
langzaam langsam slowly lentement lentamente
oneindig unendlich infinitely infiniment infinitamente
b In het Nederlands en Duits krijgen de bijwoorden niet een vaste uitgang. In het Engels (-ly), Frans (-ment) en Italiaans (-mente) wel. 
6. Bijvoorbeeld: Ik vind dat ik echt belachelijk weinig betaald krijg bij mijn bijbaantje.
Of: Dat huis is echt mega chill.

Slide 35 - Tekstslide

Vraag 6 + 7 
6a Bij                                        i. Na, op
b Voor, door                        j. tussen
c met, met, op
d Met, van, in
e Sinds, op, aan
f met, door
g In, aan
h in, voor
7 a Het werkwoord ‘uitnodigen’ wordt in de tweede zin gesplitst.
b Iets vergelijkbaars gebeurt in zin f met het scheidbare werkwoord ‘doorgaan’, in zin g met
‘aanklagen’ en in zin h met ‘voorkomen’.

Slide 36 - Tekstslide

Vraag 8 
a Met uitzondering van
b ter gelegenheid van
c ten opzichte van
d in overleg met
e aan de hand van
f In het kader van
g naar aanleiding van
h als gevolg van

Slide 37 - Tekstslide