1.3 Practicum

1.3 Practicum
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

1.3 Practicum

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Formatieve check
10 min
-Oefeningen nakijken
10 min
-Veiligheid
15 min
-De brander
15 min
-Oefenen
30 min

Slide 2 - Tekstslide

Formatieve check
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:
Checks voor 1.3 Practicum

De laatste slide sla je voor nu over, deze is voor het einde van de les!

Slide 3 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt practicummaterialen benoemen.
  • Je kunt van een aantal meetinstrumenten uitleggen waarvoor je ze gebruikt.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen digitale en analoge apparatuur.
  • Je kunt de veiligheidsregels en veiligheidsmiddelen bij practicum noemen.
  • Je kunt de werking van de brander uitleggen.
  • Je kunt de drie soorten vlammen van de brander met hun eigenschappen noemen.

Slide 5 - Tekstslide

Practicum
Het uitvoeren van experimenten bij natuurkunde en scheikunde noemen we een practicum.
Om gegevens bij te houden tijdens een practicum heb je vaak meetinstrumenten nodig, zoals een stopwatch, liniaal of weegschaal.

Meetinstrumenten zijn analoog (met een wijzertje en schaalverdeling) of digitaal (cijfers op een schermpje).

Slide 6 - Tekstslide

Practicum
materiaal
Tijdens het practicum worden er nog meer spullen gebruikt om je te helpen. De spullen hiernaast moet je kennen!

Slide 7 - Tekstslide

Veiligheid
Tijdens practica werk je met gevaarlijke of brandbare stoffen. Als je niet veilig omgaat met deze stoffen kunnen ze je in gevaar brengen. Daarom zijn er veiligheidsregels waar je je aan moet houden, zodat er geen ongelukken gebeuren.

Slide 8 - Tekstslide

Wat voor ongelukken kunnen er gebeuren tijdens een practica?

Slide 9 - Woordweb

Bedenk mogelijke veiligheidsregels die gelden tijdens een practicum.

Slide 10 - Woordweb

Veiligheidsregels
De veiligheidsregels zijn:
• Luister naar je docent en doe wat je docent zegt.
• Niet duwen, trekken of rennen in het lokaal.
• Niet eten of drinken in het lokaal.
• Leg geen tas of andere spullen waar mensen
moeten lopen.
• Draag een veiligheidsbril als dat nodig is.
• Bind lang haar in een staart als je met vuur werkt.
• Werk altijd voorzichtig, vooral met scheikundige
stoffen.
• Ruik alleen voorzichtig aan onbekende stoffen.
• Proef nooit van stoffen.
• Als er iets fout gaat, moet je meteen je docent
waarschuwen.

Slide 11 - Tekstslide

Welke veiligheidsmiddelen zijn aanwezig in dit lokaal. Kijk goed om je heen.

Slide 12 - Woordweb

Veiligheidsmiddelen
• de brandblusser, hiermee blus je een beginnende brand;
• de branddeken, hier kun je iemand in wikkelen als zijn kleding in brand staat;
• de oogdouche of oogwasfles, hiermee spoel je je ogen schoon als er een bijtende stof in is gekomen;
• de nooddouche, hier kun je onder gaan staan als je een bijtende stof over je heen hebt gekregen;
• de nooddeur, een deur die bestemd is om het lokaal te ontvluchten;
• de noodstop, een rood met gele knop die het gas en de elektriciteit afsluit als je hem indrukt.

Slide 13 - Tekstslide

De brander
Deze les leren we hoe de brander werkt, volgende les gaan we ermee aan de slag.
De brander heeft een aantal onderdelen waarvan je de naam moet kennen.

Slide 14 - Tekstslide

De brander aan- en uitzetten

Slide 15 - Tekstslide

3 vlammen
Een gasbrander kan 3 vlammen maken:
  • Gele vlam/pauzevlam: Deze vlam gebruik je als je de brander even niet gebruikt, de vlam is niet zo heel warm. Ga dus niet stoffen verwarmen met een gele vlam, want dat duurt te lang.
  • Stille blauwe vlam: Deze gebruik je om een beetje stof te verwarmen, of om veel stof warm te houden. Deze is een stuk warmer dan de gele vlam. Deze vlam krijg je door de luchtregelschijf een beetje open te draaien.
  • Ruisende blauwe vlam: Deze vlam is het aller heetst en wordt gebruikt om veel stof te verwarmen. Deze vlam krijg je door de luchtregelschijf ver open te draaien.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de naam van dit voorwerp?
A
Bekerglas
B
Erlenmeyer
C
Kookkolf
D
Maatcilinder

Slide 17 - Quizvraag

Noem 3 veiligheidsmaatregelen.

Slide 18 - Open vraag

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Hoofdstuk 1 Paragraaf 3:
1 t/m 8

Slide 19 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je?
Klik op de link, deze opent weer de check. Vul nu de laatste slide in:

Slide 20 - Tekstslide