4.3 Rekenen in alledaagse situaties

4.3 Rekenen in alledaagse situaties
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

4.3 Rekenen in alledaagse situaties

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Programma
- Kahoot Challenge Oefentoets rekenen cito 2016 met  
   rekenmachine
- Lesdoelen 
- Theorie 4.3 Rekenen in alledaagse situaties
- Zelfstandig aan het werk

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Na deze les weet je:
- dat je in praktische situaties niet altijd de afrondregels         
   gebruikt;
- hoe je in een praktische situatie bepaalt hoe je moet afronden;
- hoe je grote getallen noteert;
- hoe je berekeningen maakt met grote getallen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.3 Rekenen in alledaagse situaties

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden bij praktische situaties 
  • Normale regels voor afronden kunnen in sommige situaties niet worden toegepast
  • Bijvoorbeeld: je hebt 3,80 euro in je portemonnee. Een snicker kost 1 euro per stuk. Hoeveel snickers kun je kopen?
  • 3,80 : 1 = 3,8  
  • Je kunt maar 3 snickers kopen. (Want je hebt nog 20 cent te weinig voor een 4e snicker)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden in praktische situaties.
Staat er bij een opgaven niet waarop je moet afronden, gebruik dan de volgende regels. 

  • Kijk goed naar de situatie waarop je moet afronden. 
  • Als je met geld bezig bent altijd op 2 decimalen afronden. 
  • Bij een contante betaling rond je af op een veelvoud van 5 cent.

Slide 7 - Tekstslide

Zijn er nog meer praktische situatie waarbij je altijd weet waarop je moet afronden. 
Jeroen heeft een plank van 2,10 meter. Hoeveel planken van 80 cm kan hij hieruit zagen? (210 : 80 = 2,63)
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je 3,80 Euro's in je portemonnee en je wilt snickers van 0,80 per stuk kopen. Hoeveel snickers kun je kopen?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Er wachten 23 mensen op de begane grond voor een lift.
Per keer kunnen er 7 mensen mee. Hoeveel keer moet de lift omhoog om iedereen op de juiste verdieping te krijgen?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Joep koopt dobbelstenen. Hij krijgt 5 euro mee om dobbelstenen te kopen. Een dobbelsteen kost 1,50 per stuk. Hoeveel dobbelstenen kan hij kopen?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Notaties voor grote getallen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Miljoen
Biljoen
Miljard
Duizend
8000000000000
4000000000
3000
5000000

Slide 14 - Sleepvraag

Leerlingen maak deze sleep vraag.
de vraag is zet het goede getal bij de goede grote. 

Bedenk even voor je zelf als ik 6,2 miljoen als getal heb hoeveel nullen schrijf ik op. 
80 duizend
8 miljoen
0,8 miljoen
8 miljard
8 duizend
80.000
8.000.000
800.000
8.000.000.000
8.000

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf in woorden:
45 000
A
vijfenveertighonderd
B
45 duizend
C
450 duizend
D
45 miljoen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf alleen met cijfers:
veertig duizend
A
40 000
B
40 000 000
C
4 000
D
4 000 000

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf in woorden:
38 000 000 000 000
A
3,8 biljoen
B
380 miljard
C
38 miljard
D
38 biljoen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf alleen met cijfers:
30 miljard
A
3 000 000 000
B
30 000 000 000
C
30 000 000 000 000
D
30 000 000

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Berekeningen met grote getallen
235 miljoen = 235 000 000

Hoeveel is 235 miljoen x 25?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekeningen met grote getallen
235 miljoen = 235 000 000

Hoeveel is 235 miljoen x 25?
235 000 000 x 25 = ...

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekeningen met grote getallen
235 miljoen = 235 000 000

Hoeveel is 235 miljoen x 25?
235 000 000 x 25 = ...
Kan dit sneller? (met minder fout mogelijkheden op de rekenmachine?)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekeningen met grote getallen
235 miljoen = 235 000 000
Hoeveel is 235 miljoen x 25?
235 000 000 x 25 = ...
Kan dit sneller? 
235 x 25 = 5875
dus ...

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekeningen met grote getallen
235 miljoen = 235 000 000
Hoeveel is 235 miljoen x 25?
235 000 000 x 25 = ...
Kan dit sneller? 
235 x 25 = 5875
dus 5875 miljoen of
5,875 miljard

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1/2 Ik kan bepalen op welke manier ik in bepaalde situaties moet afronden.
Bijvoorbeeld bij geldbedragen; Hoeveel bussen er nodig zijn bij een bepaald aantal mensen.

😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

2/2 Ik kan grote getallen noteren.

😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
M 4.3 som 43, 46, L6, 49, L7  en herhaling 44 of verrijking 50
Proefwerk 4.1 t/m 4.4 dinsdag 17 december


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies