Jan is leraar en Jan is werkzaam op een andere school.
1. 'Jan' betekent precies hetzelfde, is ook.
2. Heeft dezelfde vorm (allebei enkelvoud), is ook
3. Jan heeft in beide zinnen dezelfde functie (allebei onderwerp. ) en ' is' ook: in beide gevallen is het koppelwerkwoord
4. Staat allebei voor de persoonsvorm.