4H Economie par.1.4 en 1.5

ruilmiddel
rekenmiddel
oppotmiddel
Begroten
Sparen
Consumeren
1 / 17
volgende
Slide 1: Sleepvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

ruilmiddel
rekenmiddel
oppotmiddel
Begroten
Sparen
Consumeren

Slide 1 - Sleepvraag

Welke vorm van geld is fiduciair?
A
Volwaardig geld
B
Onvolwaardig geld

Slide 2 - Quizvraag

Geldontwaarding vindt plaats bij .....
A
Inflatie
B
Deflatie

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen nadeel van deflatie?
A
Bedrijfswinsten dalen
B
Koopkracht daalt
C
Investeringen dalen
D
Consumenten stellen aankopen uit

Slide 4 - Quizvraag

waarde geld?
Nominale waarde <--------------> Reele waarde, koopkracht             
salaris + 80%                                      1125 stuks ipv 1000 stuks
                                           + 12,5%

Slide 5 - Tekstslide

1.1 Koopkracht
- wat is koopkracht?
- koopkracht berekenen aan de hand van indexcijfers

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Welke getallen horen in welke vakken?
2019
2020
IC 
(2019 basisjaar)
nominaal inkomen
1.000
1.100
prijs kar boodschappen
80
86
koopkracht (in karren)
110,0
107,5
106,5
12,8
12,5
104,6
102,3
10,3

Slide 8 - Sleepvraag

Welke getallen horen in welke vakken?
2019
2020
IC 
(2019 basisjaar)
nominaal inkomen
112
prijs kar boodschappen
118
koopkracht (in karren)
103,8
6
99,2
106
94,0
105,4
94,9
107,8

Slide 9 - Sleepvraag

RIC = NIC / PIC x 100
nominaal indexcijfer = NIC
prijs indexcijfer = PIC
reëel indexcijfer = RIC
koopkracht = rëeel inkomen (hoeveel producten kan ik met mijn nominale inkomen kopen?)
RIC geeft dus de ontwikkeling van koopkracht weer
Inflatie heeft invloed op het prijspeil

Slide 10 - Tekstslide

RIC = NIC / PIC x 100
RIC = 180 / 160 x 100 = 112,5
Toename reele inkomen met 12,5%

toename reele inkomen = toename koopkracht 
= toename welvaart in enge zin

Slide 11 - Tekstslide

Economie
                                               Schaarste
Behoeften <---------------------------------------> Middelen
( oneindig )                                                                              ( eindig )
                                              Keuzes
                                              Prioriteiten   

Schaartse: er zijn onvoldoende productiemiddelen om alle goederen te produceren waaraan behoefte bestaat

 

           

Slide 12 - Tekstslide

schaars en zeldzaam
schaars, niet zeldzaam
niet schaars, zeldzaam
niet schaars, niet zeldzaam
brood
zonsverduistering
regenwater
De Nachtwacht

Slide 13 - Sleepvraag

Welvaart
Welvaart ( in ruime zin ): De mate waarin je in je behoeften kunt voorzien

Welvaart ( in ruime zin ): De mate waarin je schaarste kunt verminderen

Slide 14 - Tekstslide

Welvaart
Welvaart in enge zin <--------------------> Welvaart in ruime zin
puur koopkracht                                 ook zaken als vrije tijd en milieu


Welvaart <---------------------------------> Welzijn
                                                                  ook niet economische factoren,
                                                                                 geluk

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link